Mijn opa is tot zijn twaalfde naar school gegaan. Op zijn vijftiende is hij in dienst gegaan bij een van de fabrieken, een concurrent van degene waar zijn vader werkte maar dat maakte niks uit want een loyaliteit tot hun baas voelden ze niet. Werk was werk. Hij ontmoette mijn oma op een dansavond voor de katholieke jeugd. Zij werkte in een klein naaiatelier. Hier had ze haar eerste, eigen loon verdiend dat ze pardoes was verloren op weg naar huis. Toen de machines voorgoed stokten, aan het begin van de jaren 60, had hij een gezin en werd hij gedwongen om zijn leven opnieuw in te richten. Hij was niet verloren, maar had wel iets verloren. De provo’s, feminisme en dekolonisering stonden mijlenver van zijn bed.