Maandagavond vroegen we ons opnieuw luidop af: van wie en voor wie is de universiteit? In een driedelig debat kruisten Nederlandse en Vlaamse hoogleraren de degens over de erfenis van mei 68. Moderator Geert Buelens, gepokt en gemazeld in deze materie, schreef onlangs het vuistdikke De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenis en leidde het gesprek. Dewi de Nijs Bik, een van de geselecteerden voor de Parijsresidentie van deBuren deze zomer, opende de avond met drie gedichten over de jaren zestig.
De primordiale vraag is misschien wel die van het eerste luik: hoe vrij is de universiteit vandaag? Mineke Bosch (Rijksuniversiteit Groningen) en Walter Weyns (Universiteit Antwerpen) zijn het op één punt alleszins met elkaar eens: de autonomie van de universiteit staat onder druk. Ten prooi aan de logica van het grote kapitaal zien wetenschappelijke onderzoekers de druk om sneller, meer en grootser te publiceren alleen maar stijgen. Onderzoekers, beklemtoon ik, want de tijd om zich ook op onderwijs en studentenbegeleiding te richten, zien beide hoogleraren slinken. Prestatiegericht denken staat evenwel sterk in contrast met hoe wetenschap in elkaar zit, zo weet Weyns. Waarheidsvinding staat haaks op doelgerichtheid, dat alleen focust op het eindproduct en alle interessante vragen die van die bestemming wegleiden links laat liggen.