Als je de exporuimte van BOZAR binnenloopt, kijk je hem recht in de ogen. Ruwe penseelstreken, een spitse kin, forse wenkbrauwen en een dos glanzend haar. Fernand Léger in een zwaar clair-obscur. Uit het stukje tekst naast het kader leer ik dat het een van de weinige zelfportretten is die de genadeloosheid van hun eigen maker hebben overleefd. In zijn latere leven zou de kunstenaar het merendeel van de doeken die hij voor 1910 produceerde zonder schroom vernietigen. Omdat ze hem niet langer zouden passen, hij ze liever niet langer aan zijn naam verbonden zag, erop uitgekeken was. Inderdaad, de schetsmatige, losse toets van het doek voor me staat in sterk contrast met het afgemeten, felle werk dat doorgaans op de cover van Légercatalogi staat. Strak, doelbewust, zonder veel compromis.
Het monumentale doek in de inkomhal spreekt een herkenbaarder taal. Een waterval ruist naast een waterkrachtcentrale, industriële balken glimmen onder een regenboog. Le transport des Forces (1938) is een gigantisch panorama waar technologie en machinerie de natuur genadeloos doordringen. Hetzelfde gaat op voor Légers werk in het algemeen, dat te omschrijven valt als stedelijke poëzie of boegbeeld van de moderniteit.