Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Hieronder kan je Wij zijn de laatsten in de wasserette van Luz Berge beluisteren of lezen.
Wij zijn de laatsten in de wasserette. Het is woensdag en juni en de meeste mensen en machines slapen al. Als een regiment hologige cyclopen staart de wand van Bosch-apparaten ons aan. De tegels weerspiegelen onze lege tassen, ik omcirkel met een blauwe balpen de moedervlekken op mijn linkerdij. Ik had niet voor het lange programma moeten kiezen.
“Je lekt,” zegt hij plotseling. Ik kijk op. De jongen zit onderuitgezakt tegen de muur en gebaart naar mijn vingers die onder de donkerblauwe vlekken zitten.
“Je pen.”
“Oh.” Ik leg de pen neer en veeg mijn handen af. Blauwe strepen op blote bovenbenen. Zonder erover na te denken stop ik mijn vingers in mijn mond om de inkt er met speeksel af te wrijven.
“Nu zit het op je mond.” Hij kijkt me vreemd aan. Verbaasd laat ik mijn hand zakken, maar zijn ogen laten me niet los. Ik slik en kijk naar de grond, naar mijn natte vingers.
“Ik staar niet,” zegt hij terwijl ik zijn blik op me voel. Ik bloos, maar dan richt ik me op. “Ik ook niet,” zeg ik en kijk terug. Een flauwe glimlach speelt over zijn gezicht.
“Ik heet geen Boris,” zegt hij.
“En ik geen Marie.”
Het blijft even stil, alleen de wasmachine achter mijn rug zoemt. We kijken elkaar onafgebroken aan. Ik heb ineens een heerlijk strakke knoop in mijn maag en voordat ik er erg in heb stop ik mijn vingers opnieuw in mijn mond. Zijn ogen vernauwen zich en ik onderdruk een grijns als ik mijn vochtige hand tegen de zachte binnenkant van mijn dij druk. Langzaam wrijf ik over de inktsporen. Ik maak glinsterende cirkels met mijn duim en ik zie hoe zijn lippen een beetje van elkaar gaan.
“Je maakt het alleen maar erger.” Hij klinkt niet bezorgd.
Mijn gezicht is warm en ik voel hoe mijn ademhaling langzaam versnelt. De dwingende blik van deze vreemde jongen vult me. Terwijl mijn vingers tussen mijn benen cirkelen voel ik hoe de natte was rondkolkt in de buik van de wasmachine achter me. De nacht zoemt. Ik haal diep adem en spreid mijn dijen. Ik hoor hoe hij naar adem snakt en ik werp een blik naar beneden
. ‘Het lijken wel wolken,’ breng ik uit.
“Golven,” fluistert hij schor, “ik zie golven. Golven en vlammen.”
Even kijken we samen naar het blauwe schouwspel. Dan neem ik een beslissing en leg mijn hand terug tussen mijn benen. Door de dunne stof van mijn shortje begin ik nu onverholen mijn klit te strelen. De wolken en golven rillen en mijn buik trekt zich samen. Blauw vuur. Ik kreun zachtjes en mijn heupen schokken licht. Het katoen tussen mijn vingers is kletsnat. Hij kijkt me verhit aan vanaf de andere kant van de ruimte, zijn wangen rood. We hijgen allebei hard.
“Fuck.” Hij klinkt verstikt.
Achter me begint de wasmachine te centrifugeren. Terwijl mijn hele lichaam zich aanspant bonst het trillende toestel tegen me aan en ik voel hoe de vibraties door mijn hele lichaam trekken. Mijn bekken tilt zich op en ik werp mijn hoofd naar achteren. Het schokken van de machine mengt zich met de onvermijdelijke stuiptrekkingen van mijn lichaam. Onder mijn slipje graaien mijn vingers naar ontlading. Ik sluit smekend mijn ogen en het apparaat siddert. Alles bonkt. Met mijn hoofd achterovergeslagen tegen de huiverende wasmachine geef ik mezelf over en kom bevend, kreunend, zinderend klaar. Mijn geur vermengt zich met die van wasverzachter. Ik zak onderuit en laat me wiegen door de warme nagolven van mijn genot.
Als ik eindelijk mijn ogen opendoe zie ik dat ook zijn was klaar is. Het rode lampje knippert verlaten.
Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.