Lees meer over de schrijfresidentie van deBuren
Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
In de zomer van 2016 nam Carmien Michels deel aan de schrijfresidentie van deBuren in Parijs. De metropool inspireerde haar tot een reeks gedichten. Deze werden gepubliceerd in haar debuutbundel We komen van ver (2017).
Roosters in de stoepen vermoeden een ondergrondse stad
boven de straatspiegel dansen rookpluimen
en mensen met plooifietsen
Voor elk exemplaar belooft de aarde een ondermens
die op de metro stapt zich tegen anderen perst
Gebroken harten hervinden intimiteit
in andermans plooien
bagage te vergeten bij bestemming bereikt
Boven drommen toeristen om een verkleumde zwerver
hedendaagse mummie zonder museum
Voor iedere metro die boven water komt
duikt elders een tram de diepte in
meldingen van dreiging wekken een koor van zuchten
's Nachts komt iedereen samen op pleinen en daken
de stad kreunt met open ogen
zomer opzuigen uit je tegenpool
om je eigen winter te vergeten
Op het plein bij de lantaarnpaal staat een nachtkast
daarnaast een matras met een vochtplek
de schaduw van een kind
wie zijn slaapkamer hier achterliet
droogt zijn natte dromen met daglicht
Op een balkon begiet een vrouw haar geraniums
een schooier met zeep neuriet onder de druppels
in een volgend leven is hij Piaf
Een groep oudjes wuift naar stenen standbeelden alsof ze levend zijn
de straatmuzikant bij de fontein schalt zonder gêne:
in iedere steen herken ik mijn vrouw
vijftig jaar geleden toen ze nog glad was
aan haar benen
De schooier neuriet onverstoord
de senioren zijn uit het lied verdwenen
de geraniumvrouw prikt een vinger in de aarde
nog twee bakken te gaan
Acht laarzen wandelen in de gayparade
drie verward één zwanger
niemand hand in hand
Gedachten verdwalen in een man een vrouw een man
die ik als rozenblaadjes uit mijn mond trek
tot het laatste woord gevallen
mijn tong vol doornen
Ik blaas in de nek van een paradeganger
verzin een voorspel zonder jou
Geen burger begrijpt waarom je
na ons gesprek uit je oevers trad
Twintig miljoen tenen nat
sloepen in de straten
het museum in gevaar
voor wie zijn kelderplantage wilde redden
elektrocutie
In deze veelslachtige massa herkauw ik
alle vrouwen die we ooit kusten
alle bruggen die we verbrandden
Tegen hoeveel stromen moet ik in varen
voor je water zich naar binnen vouwt
lichamen wegwast uit lakens
wij weer gesteven in de kast
In Parijs vouw ik mijn verlangen / naar jou tot pocketformaat
In Parijs vouw ik mijn verlangen
naar jou tot pocketformaat
parken en paden die doorlopen als losse eindjes
knoop ik in macramé rond mijn enkel
de band die mij bindt aan het huis
waar jij in mijn vijver
naar je persoonlijkheid viste
De buitenwijken rijgen mijn heupen
aaneen hoezeer ze ook uiteen willen drijven
in deze stad die allesbehalve kuisheidsgordels draagt
aan de brug van een naar vele monden
hangen duizenden hangsloten
die zijn afgeworpen en zo de stad bevruchten
met schommelingen
De zomer kookt
in mijn hoofd al deze scènes
die bedrogen dromen zijn
mijn huid een doorgeefluik tussen binnen
en buiten mijn tatoeages aquarellen
van toeristen die zich vereeuwigen
in de Seine een wensput
tussen mijn bekken
Parijs een riool sluipt onder mijn huid
hoe ik naar jou hunker
hoe dieper ik graaf
naar de fundamenten van mijn huis
catacomben waarin jouw aanwezigheid
en afwijzing elkaar onbehouwen kruisen
des te meer sluit ik jou uit
Macht hebben over iemand
is een moment grijpen
waarin je beiden de waarheid spreekt
Als je lacht en je lacht met jezelf
draag je de wereld als een harnas
om je naakte lijf
Zonder brandwonden kan je niet wegschrobben
de sporen van de trein
die dagelijks over je rijdt
Je grijnst als je in de spiegel kijkt
dit is wie ik ben zeg je als ik eerlijk ben
Je zwijgt over de zwijgzaamheid
die iedere avond wacht
tot je je onder haar te slapen legt
Onmacht is jezelf wijsmaken
dat oude lijken 's nachts verpulveren
tot ochtendprut
weg te pulken uit ooghoeken
Deze gedichten ontstonden tijdens een residentieproject van Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met Stichting Biermans-Lapôtre. Ze werden gepubliceerd de bundel We komen van ver (Polis, 2017)
Carmien Michels (BE 1990) danst tussen pen en podium, tussen urban en klassiek. Ze studeerde Woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen. Ze debuteerde met de roman We zijn water (De Bezige Bij, 2013). Haar tweede roman Vraag het aan de bliksem verscheen in 2015 bij Polis, dezelfde uitgeverij publiceerde in 2017 haar eerste dichtbundel We komen van ver. In 2016 won ze zowel het Nederlands als het Europese Kampioenschap Poetry Slam. Ze neemt deel aan het Europese talentontwikkelingsproject CELA. Voor deBuren schreef ze niet alleen over Parijs, maar ook een citybook over Münster.
Lees meer over de schrijfresidentie van deBuren