Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Tijd is politiek, zo is het altijd al geweest. De machthebbers en culturele, vaak religieuze, elites bepalen en bewaken van oudsher de tijdsordening en hebben op die manier een indringende invloed op zingeving en cultuur. Dat begreep Keizer Constantijn heel goed. Toen hij het Christendom tot staatsgodsdienst verhief, wijzigde hij ook ingrijpend de kalender. Hij voerde o.m. de zondagsrust in en organiseerde in 325 in Nicea de eerste synode die tal van tijdskwesties regelde zoals de geboortedag van Christus, de dagen waarop martelaren geëerd werden en de heikele kwestie van het tijdstip van de heiligste dag … Pasen. Achttien eeuwen later is dat nog altijd de basis van onze tijdsindeling.
Elke samenleving, elke cultuur ordent de tijd: de sacrale tijd wordt zorgvuldig afgebakend van de profane tijd, initiatie- en overgangsrituelen markeren de levensloop, er zijn periodes waarin gevast wordt en andere om te feesten. Of zoals Pete Seeger het zong naar een eeuwenoude Bijbeltekst: “To everything there is a season, and a time to every purpose under heaven.”
Kalenders ordenen de tijd zodat we de jaren, maanden, dagen en uren kunnen tellen en onze handelingen op elkaar kunnen afstemmen. Kalenders hebben echter ook een uitgesproken normatieve betekenis die onder meer tot uiting komt in het bepalen van het beginpunt van de tijdsrekening en het vastleggen van de feestdagen. Kalenders geven ritme aan een samenleving wat bijdraagt tot samenhorigheid en collectieve identiteit.
De zingevende kaders van onze kalenders en tijdsroosters zijn diep ingeslepen in onze gewoontes en routines. Hoewel het sociale constructies zijn die slechts in beperkte mate gebaseerd zijn op natuurlijke ritmes, ervaren we ze als een natuurlijke orde. Vandaar ook dat sleutelen aan de tijdsorde als een bedreiging wordt ervaren en kalenderhervormingen, zoals na de Franse en Russische revoluties, geen kans maakten.
Een radicale hervorming van de kalender mag dan misschien niet als noodzaak ervaren worden, of zelfs niet wenselijk zijn, de sociale tijd kan ongetwijfeld optimaler georganiseerd worden.
In de loop van het moderniseringsproces werd de maatschappelijke orde in verregaande mate verkaveld. Het begon met het werk te isoleren van onze leefgemeenschap. Werk werd een aparte activiteit die gedaan wordt op welbepaalde tijdstippen in een werkplaats. Opvoeding werd meer en meer uitbesteed aan leraars en opvoeders. De productie en distributie van consumptiegoederen, de zorg voor zieken en ouderen, vrijetijd en ontspanning … werden geleidelijk aan georganiseerd in gespecialiseerde instellingen die zowel ruimtelijk als temporeel gescheiden zijn van het leven in gezinnen. Het gezin verschraalde tot een handvol mensen die welbepaalde delen van de dag op verschillende locaties doorbrengen.
De instellingen waar we in ons dagelijks leven mee in aanraking komen – het openbaar vervoer, het werk, de school, de winkels, de fitness, de omroep, … - zijn niet altijd goed op elkaar afgestemd. De winkels en diensten zijn open op momenten dat velen zich hiervoor niet vrij kunnen maken, de schooltijden zijn niet aangepast aan de werktijden van de ouders, het verkeer loopt vast omdat we met zijn allen op hetzelfde moment werken. Dit komt omdat deze instellingen aangestuurd worden door verschillende logica’s. Het synchroniseren van verschillende werkactiviteiten verloopt nu eenmaal gemakkelijker als we min of meer op dezelfde werkuren werken. Het is pedagogisch niet wenselijk dat kinderen evenveel dagen en uren op school zijn als de ouders werken. De meeste mensen willen ’s avonds en in het weekend liever zelf niet werken, maar zouden het wel fijn vinden als anderen dan net wel beschikbaar zijn in winkels en diensten.
Deze levenssferen beter op elkaar afstemmen en proberen te verzoenen is één van opdrachten van de minister van tijd. Dit is een immense opgave. Zowat alle ministeriële departementen komen in contact met de maatschappelijke problematiek van tijd. De minister van arbeid regelt onder meer de arbeidstijden, de minister van pensioen de arbeidsloopbaan, de minister van middenstand de openingsuren van winkels, de minister van cultuur de invulling van de vrijetijd, de minister van onderwijs de schooltijden, de minister van kansengelijkheid moet er voor zorgen dat de tijdsverdeling van vrouwen en mannen rechtvaardiger wordt, de minister van openbare werken zou de planning van grote werken moeten faseren om congesties te vermijden, de minister van verkeer zou moeten zorgen voor een optimale afstemming van het openbaar vervoer, … De lijst is zeker niet volledig maar geeft duidelijk aan hoe complex een maatschappelijke tijdsordening is.
Komt daarbij dat onze tijdsordening geenszins aangepast werd aan recente maatschappelijke evoluties zoals de sterk toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en de multiculturele samenleving. Het gevolg is een kakofonie van botsende tijdsordes. Veel van de hedendaagse besognes zijn hiervan een gevolg. Het is dan ook hoogst verbazend dat er tot op heden geen planbureau van de tijd bestaat met een minister van tijd die het tijdsbeleid van al de andere departementen aanstuurt en coördineert.
Onze samenleving heeft meer dan ooit nood aan een dirigent die orde schept in de chaos, een hedendaagse Constantijn die, met respect voor tradities en culturele kaders, de krijtlijnen uitzet voor een nieuwe tijdsorde. Deze leemte wil ik graag opvullen. Ik stel me dan ook kandidaat voor de functie van minister van tijd en wil graag de basisprincipes van mijn beleid toelichten.
Een minister van tijd moet de collectieve tijdsordening optimaliseren op drie niveaus. Een goede tijdsordening is functioneel voor de samenleving: ze stemt verschillende levenssferen, instellingen en individuen optimaal op elkaar af. Een optimale synchronisatie draagt ook bij tot een goede balans tussen enerzijds samenhorigheid en solidariteit en anderzijds autonomie en privacy.
Ten tweede moet de tijdsordening normatief zijn. Dat betekent dat ze rechtvaardigheid en gelijkheid bevordert. ’s Avonds besteld, ’s morgens geleverd! Dit kan alleen goedkoop als de zwaksten op de arbeidsmarkt hiervoor opdraaien. Dat is niet rechtvaardig, evenmin als dat vooral vrouwen hun loopbanen moeten aanpassen aan de noden van het gezin.
Tenslotte moet een goede tijdsordening ook esthetisch zijn in die zin dat ze goed en evenwichtig aanvoelt, dat ze het individuele welzijn en welbevinden bevordert. De ordening van de tijd moet voor een decorum zorgen dat ons leven ritmeert, voor afwisseling zorgt, ons in de juiste stemming brengt en op die manier bijdraagt tot zingeving en welbevinden. ’s Avonds en op zondag mag het wat rustiger en dat mag je ook voelen, horen, zien en ruiken. Het kan heerlijk zijn om de voormiddag af te sluiten met een middagpauze die het onderscheid met namiddag duidelijk markeert. We moeten niet altijd alles hebben: ‘For everything, there is a season’.
Sociale tijd is in niets te vergelijken met eindeloze, kwantitatieve, continue, kleur- en geurloze Newtoniaanse tijd uit de fysica. Sociale tijd is ritme, zorgt voor discontinuïteit en afwisseling, onderbrekingen, begin en einde, geeft kleur. Een minister van tijd zorgt ervoor dat deze ritmen optimaal resoneren, dat de verschillende levenspaden en tijdsordes zich verweven tot behaaglijk spectrum waarin iedereen zich thuis voelt. Die uitdaging wil ik als minister van tijd graag aangaan want onze diverse, sterk gedifferentieerde, multiculturele samenleving heeft dringend nood aan een integrale, hedendaagse tijdsordening. Het is hoog tijd voor een goed onderbouw tijdsbeleid!
Op vrijdag 27 oktober 2017 werd Ignace Glorieux tijdens het gloednieuwe cultuurfestival MoMeNT in Tongeren de eerste Minister van Tijd.
Organisatie: deBuren, MoMeNT en de VELINX.