Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

De waskamer

Een kortverhaal van Rineke Roosenboom over handen die je opvouwen tot precies zoals je bedoeld was.
Door Rineke Roosenboom op 10 okt 2017
Tekst
Literatuur & taal
Schrijfresidentie Parijs
© Rineke Roosenboom

Achttien jonge schrijvers namen deze zomer deel aan de schrijfresidentie van deBuren in Parijs. Tijdens deze zesde editie vroegen we aan negen deelnemers een artistieke reactie te schrijven over het thema ‘geluk’. De andere helft schreef over ‘tijd’. In de aanloop naar de Nacht van de Geschiedenis, waar geluk eveneens het centrale thema is, publiceren we deze teksten in ons magazine.

 

Soms herken je geluk plots daar waar je er honderden keren overheen keek. Een kortverhaal van Rineke Roosenboom over handen die je opvouwen tot precies zoals je bedoeld was.

De waskamer

  

Ik wist wel dat Dina bij ons was elke dag. Dat wisten we allemaal. Net zoals Karel er elke dag was voor het eten, en Lise voor mijn oma. Dina was degene die schoonmaakte en de was deed. Dat was zo normaal als dat ik benen had en m'n moeder me elke dag zei dat ik er toch niet zo lomp mee hoefde te doen als ik de trap af kwam.

Honderden keren was ik al langs de waskamer met de open deur gerend. Dina stond daar elke middag te strijken en te vouwen. Vroeger ging ik dan gewoon naar binnen, om naast haar op de grond te spelen en haar van haar werk af te houden. Sinds ongeveer mijn tiende deed ik dat niet meer. Het was raar geworden: de waskamer was van Dina en de keuken van Karel. Die grens ging ik niet meer over. De laatste keren dat ik bij Dina of Karel was, leek het alsof zij dachten dat ik daar was om hun werk te controleren.
Dus sinds twee jaar liep ik langs de open deur alsof daar geen deur was. Naar boven om te spelen, naar beneden om piano te oefenen of iets lekkers te pakken. Al die keren had ik naar binnen kunnen kijken, maar dat had ik nooit gedaan.

 

Nu liep ik langs de waskamer, achter Roos aan naar boven, naar mijn kamer, naar de poppen. Waar we zeker weten te oud voor waren, wat we sowieso kinderachtig vonden, maar waar we toch mee speelden. Eigenlijk moest ik goed opletten en snel zijn, zodat Roos niet veel eerder boven was en voor mij alleen de lelijke poppen met suffe kleren overliet.
In plaats daarvan keek ik door de deurpost naar binnen en ving een glimp op van Dina. Staand achter de strijkplank, met mijn jurk in haar handen. Ze legde hem op de plank, streek de plooien glad, stopte haar arm in het mouwgat, rechtte de mouw op de naad, en streek de mouw zonder er nieuwe vouwen in te maken.
Ik lette op haar handen en hoe ze bewogen: sterk en doelgericht. Heel anders dan mijn moeder die zwierige en zachte bewegingen maakte. Dina stond daar met haar voeten op de grond alsof je haar niet om kon duwen. En als iemand het dan toch zou proberen, zou ze zeker niet giebelig doen en een hand vragen om zich omhoog te tillen. Zij kon het allemaal prima zelf.
Dina hield de jurk omhoog. Ze had hem van een frommelig stuk stof teruggevormd naar zoals hij bedoeld was.

'Marjolijn, kom je nog!' riep Roos van boven. Dus ik liep achter haar aan.
Ik was nog op tijd voor een mooie pop en goede kleren. Die pakte ik niet: ik kleedde mijn pop aan met een broek, een trui en ik deed haar haar in een staart.
'Zullen we doen dat jij in een kasteel woont, en ik jouw bediende ben?' vroeg ik Roos.
Die vond het prima en ging al snel helemaal op in het de-baas-spelen. Mijn pop was amper bezig met de ene taak of er was alweer een andere. Roos' pop kreeg de man op wie ze verliefd was op bezoek, dus er moest van alles geregeld worden. Zij en het huis moesten er perfect uit zien. Ik moest alles doen wat zij zei.
'Dat is immers het spel dat we spelen,' zei ze.
Volgens mij was dat immers helemaal niet het spel dat ik had voorgesteld. Op deze manier kon ik me niet voorstellen hoe het moest zijn voor Dina. Mijn pop kon helemaal niet even zitten en nadenken over wat ze aan het denken was op de momenten dat ze pauze had in de keuken bij de kok met een kop thee.
Ik probeerde het spel met afleiding (nieuwe kleertjes), opstandigheid van de bediende ('Anders neem ik ontslag!') en zieligheid ('Ik doe heel erg mijn best, maar het is te veel!') om te vormen tot wat ik bedoeld had, maar Roos kon dat allemaal niets schelen: haar man kwam op bezoek.

Toen we de trap af liepen, omdat Roos eindelijk naar huis moest, was Dina al niet meer in de waskamer. Ik zag wel mijn jurk, bovenop mijn klerenstapel.
Ik vouwde hem open, en probeerde hem daarna weer netjes dicht te doen, precies zoals Dina's handen hadden gedaan.

De middag daarna sprak ik niet af na schooltijd, maar gluurde ik door de deur van de waskamer naar binnen, naar Dina met de was en naar hoe serieus ze daarbij keek, en haar kin met de hoekige lijnen en hoe ze zuchtte. Haar handen die het ondergoed vouwden.

 

Ineens, terwijl ik naar Dina's handen keek met een aanstellerig glimmende, kleine onderbroek van mijn moeder erin, raasde er een balletje energie door mij heen, eindigend als rilling over mijn rug en warmte in mijn buik. Misschien was zij het wel, degene die ik miste als we met ons gezin gezellig samen waren. Misschien, als Dina bij ons aan tafel zou zitten, zou ik me niet meer alleen voelen. Omdat we dan met z'n tweeën waren.

Ik dacht aan de keren dat ik vroeger in de volle wasmand was gaan zitten en had geëist dat Dina mij opvouwde.

Ik dacht aan de keren dat ik vroeger in de volle wasmand was gaan zitten en had geëist dat Dina mij opvouwde. Ze legde me dan op de grond en vouwde mijn armen en benen naar binnen. Als een net bolletje tilde ze me dan op en legde me bij de stapels al gevouwen was. Dan klom ik opnieuw in de wasmand, en vouwde ze mij weer op, tot ze zei dat ze nu verder moest met de echte was.
Ik dacht aan hoe het zou zijn als ik daar nu lag, en zij mijn hand aanraakte om op mijn borst te leggen en mijn benen om in te klappen. Dat zij mij perfect langs de naden zou opvouwen en precies zou vormen zoals ik bedoeld was.
Ik wilde zien hoe Dina daarbij naar mij zou kijken. Toen ik mijn ogen dichtdeed om haar te zien, lukte dat niet goed, niet echt. Ik weet niet of ik wel iets zag of alleen een soort rode vlek en dat energieballetje in me.

Toen ik mijn ogen open deed, keek ik recht in die van haar.
'Dag Marjolijn,' zei ze.
'Hoi,' zei ik terug. Mijn hoi klonk dof, alsof ik al dagen mijn stem niet had gebruikt.
In mijn hoofd bleef hij echoën, die hoi. Zo stom klonk hij.
'Ik ging naar beneden,' zei ik daarna.

'Oké,' zei Dina. Terwijl ik zeker wist dat zij wist dat er iets raars was met mijn hoi en mijn daar staan. Toch zei ze gewoon 'oké', want ze vond het blijkbaar oké.
Dus toen ben ik maar gegaan.

Ik stond voor de trap en dacht na over mijn benen en het gestamp dat mijn moeder haatte.
Toen hoorde ik Dina's 'oké' weer, en dus zette ik een eerste stap op de trap, en ik hoorde hem, maar dat maakte niet uit. Ik liep gewoon.
Ik dacht eraan dat Dina ook de kleren die ik nu aan had, opgevouwen had. Zij had ze aangeraakt en gevormd. Ik dacht aan hoe ze mij als het ware aanraakte via mijn kleren, die hopelijk iets van haar af zouden geven.
Als rode verfvlekjes zag ik haar vingertoppen op mijn rok en maillot gedrukt staan.
Afdrukken van de handen die ze door haar haar haalde, waarmee ze haar tas pakte en haar eigen kleding aan trok. De vingers die haar lippen aanraakten als ze een boterham at, of nadacht.
Haar warme handafdrukken stelde ik me voor op mijn trui en mijn ondergoed.
Ik wilde voor altijd op die trap lopen, met dit gevoel en de overtuiging dat dit nu eenmaal mijn stappen waren en dat ik dat besliste.
Na de laatste tree liep ik door de gang, en probeerde het gevoel vast te houden. Maar hoe zorg je dat een gevoel niet uit je handen glipt?

Toen ik de deur opendeed, en mijn moeder bij de piano op mij zag wachten, verdween het een beetje. Niet helemaal.
'Waarom stamp je toch zo,' zei ze zonder vraagteken.
Ik wilde niet sorry zeggen zoals ik altijd deed, ik wilde haar geen gelijk geven en daarmee het hele gevoel kwijtraken. Maar ik voelde me kleiner en mislukter worden en dus zei ik toch sorry.
Ik ging naast haar op de pianokruk zitten.
'Gewoon wat meer je best doen,' zei mijn moeder.
Op dat moment dacht ik dat alles weg was. Het hele gevoel.
Dus we deden maar mijn pianohuiswerk, samen.

We waren al in het derde stuk, toen ik Dina met haar harde stappen de trap af hoorde komen.
Zodra de deur openging, stopte ik met spelen en keek naar haar, tot onze blikken elkaar kruisten.
'Ik ben er helaas niet meer aan toe gekomen de bedden op de bovenste verdieping te verschonen, mevrouw, ik heb alleen die op de middelste verdieping gedaan. Ik zal het meenemen in mijn lijstje van morgen.'
'Dat is prima Dina. Een fijne avond nog.'
'Hetzelfde voor u mevrouw, en ook voor jou, Marjolijn.'

Ik keek naar haar terwijl ze zich wegdraaide, met de klink in haar hand.


'Marjolijn, linkervoet op de pedaal.'

Ik dacht aan mijn bed op de middelste verdieping.
En aan alle rode vinger- en handafdrukken van Dina die nog vers op mijn laken en hoofdkussen zaten, waar ik straks in zou liggen.

Rineke Roosenboom

Rineke Roosenboom (1989) is schrijver, theatermaker en tekenaar. Ze studeerde aan de Schrijfopleiding van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Als theatermaker en schrijver werkt ze bij Orkater/De Nieuwkomers in het muziektheaterduo iona&rineke. Haar teksten en tekeningen werden gespeeld en gepubliceerd bij onder meer Festival Cement, Kluger Hans, tgECHO, Oerol Festival en festival de Parade.

Lees meer over de schrijfresidentie van deBuren

Op zaterdag 14 oktober staan de Parijsdeelnemers op het podium bij deBuren tijdens ‘Mais oui, Paris!’

Op zaterdag 16 december komen de schrijvers naar de Brakke Grond

Vertel het verder: