Lees meer over de schrijfresidentie van deBuren
Op zaterdag 14 oktober staan de Parijsdeelnemers op het podium bij deBuren tijdens ‘Mais oui, Paris!’
Op zaterdag 16 december komen de schrijvers naar de Brakke Grond
Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Achttien jonge schrijvers namen deze zomer deel aan de schrijfresidentie van deBuren in Parijs. Tijdens deze zesde editie vroegen we aan negen deelnemers een artistieke reactie te schrijven over het thema ‘tijd’. De andere helft schreef over ‘geluk’. In de aanloop naar de ‘De maakbare tijd’ in Tongeren publiceren we deze teksten in ons magazine.
Tijd voor muziek! Esther De Soomer schreef een kortverhaal waarin een cassettebandje een generatiekloof blootlegt.
In zijn koffer zit een deal en een knuffel voor zijn dochter. Frank trekt zijn broekspijpen een beetje op en hurkt om uit zijn bagage de eland te ritsen die op de luchthaven aan gereduceerd tarief verkocht werd. Oslo, staat er op het witte truitje van het beest. Het gewei hangt een beetje scheef, maar dat kan aan de reis liggen. Met de knuffel veegt hij zijn klamme handen droog. Misschien volstaat een cadeautje deze keer niet.
Uit de woonkamer klinkt muziek. Hij zwaait de deur open, een hand met daarin de eland achter zijn rug.
‘Dag meisjes!’
Het klinkt niet anders dan gebruikelijk. Een man die thuiskomt van een missie en zijn grootste goed veilig aantreft op de afwasbare hoezen van de zithoek. Valerie glimlacht naar hem, neemt zijn kus in ontvangst. Maxine kijkt naar het scherm, een schreeuwerige videoclip. Skeletten, mummies, poppen in trainingspak en meisjes met badmutsen dansen over het scherm. Robotten met glanzende helmen stappen houterig een trap op en weer af. Maxine laat haar voet wippen op het ritme. Ze lipt zelfs mee. Around the world, around the world.
Even is hij uit zijn lood geslagen, dan herwint hij zijn zelfvertrouwen. Vat post voor het scherm, in het gezichtsveld van zijn dochter. Grimast, de eland verborgen achter zijn rug, een amateurgoochelaar die zo meteen een treurig boeket plastic bloemen tevoorschijn tovert. Maxine kent dit ritueel en glimlacht beleefd. Wanneer hij het beest in haar gezicht duwt, maakt ze een geluid dat voor grinniken kan doorgaan. Ze bestudeert de eland, mompelt een bedankje. Voor ze haar ogen weer naar het scherm laat glijden, kijkt ze hem strak aan.
In haar blik ligt dezelfde onbewogenheid als bij het incident, de dag voor zijn vertrek. Maxine had in opperste concentratie naar de radio zitten luisteren, dicht tegen het apparaat. Onechte stemmen, pompende beats, eindeloze herhalingen. Around the world, around the world. Het nummer had ook in de hotellobby in Oslo gespeeld en in de auto van de taxichauffeur zojuist.
‘Luister niet naar zo’n troep, kind,’ had hij gezegd, half lachend, maar toch met de nodige opvoedkundige zwaarte. Met priemende vinger had hij de radio uitgeschakeld. Een korte gil van Maxine, ze had zich op het apparaat geworpen, haar vingers in een reflex op de toetsen van het cassettedek, spoelde terug, alsof ze daarmee het fatale moment ongedaan kon maken en haar opname kon redden. Ze had de cassette uit de speler gehaald, hem van boven de bewegingsloze wieltjes koud aangekeken en het ding van tussen haar vingers laten glijden. De tape belandde voor zijn voeten. Op de bovenste hoekjes kleefde zorgvuldig aangebrachte plakband. Nog maar een paar weken geleden had hij haar zelf bijgebracht dat ze zo oude cassettes kon overnemen, compleet met samenzweerderige anekdote over hoe hij ooit met een broodmes zijn vaders platencollectie had bekrast. De avond van het incident had Maxine geen woord meer met hem gewisseld. Toen Frank de volgende ochtend vroeg naar de luchthaven vertrok, lag ze nog in bed.
Ze had de cassette uit de speler gehaald, hem van boven de bewegingsloze wieltjes koud aangekeken en het ding van tussen haar vingers laten glijden.
Hij grijpt naar de afstandsbediening en schakelt de tv uit, midden in de eigenaardige choreografie van het nummer, zijn handen zijn weer klam.
‘Tijd voor muziek!’
Door zijn overslaande stem heeft hij moeite om het normaal te laten klinken. Hij verwacht protest van Maxine, maar het blijft stil. Hij knielt voor het boekenrek, de tape die hij zoekt ligt klaar op de vertrouwde plek. Vanuit zijn ooghoek ziet hij Maxine aan haar pols pulken. Ze haalt er een stukje plakband van, rolt het heen en weer tussen duim en wijsvinger en plakt het dan met enige nadruk op de neus van de eland. Hij zegt er niets van, zet met groeiende onzekerheid zijn vaste ritueel voort. Zijn trillende vingers nemen de tape uit het doosje. Vanop het hoesje kijkt een man met donker haar en donkere ogen mistroostig in een microfoon, op zoek naar een echo uit lang vervlogen tijden. Net zoals hij hier droefgeestig naar het bandje zit te staren, op zoek naar zijn jeugd in de jaren zestig, of naar wat ervan overblijft nu de tijd er een waas overgesneeuwd heeft en er enkel wat geïsoleerde herinneringen overblijven. Eenzame, bedroefd buigende boomtoppen na een lawine. Anekdotes die hij tussen de A- en de B-kant van de tape kan delen met vrouw en kind. Piratenzender radio Veronica. Hamstergedrag tegen de nucleaire waanzin van de Russen. De maanlanding.
Maxines ogen priemen op zijn rug. Onder zijn hemd prikken zweetdruppeltjes. Hij had het moeten zien aankomen, denkt hij, terwijl hij naar de cassette tuurt. Zodra hij vertrokken was, heeft Maxine de tape uit het rek genomen. Hij ziet haar de plakband over de hoekjes kleven, de cassette in de speler duwen en wachten. De radio speelt, Maxine wacht. En dan komt het liedje. Around the world, around the world. Ze hoort het, de eerste keer nog opgewonden, drukt op Record, dan, amper een half uur later, een tweede keer. Eerst poogt ze nog de stemmen van de presentatoren eraf te knippen, maar hoe verwoeder ze zijn muziek uitwist, hoe minder het haar kan schelen, tot ze soms nijdig midden in het nummer de opname begint, jingles of stukjes verkeersinformatie laat doorklinken, heel de A-kant vol, verder op de B-kant, around the world, around the world, een oneindige herhaling van slechte smaak waarvoor haar jeugd geen excuus mag zijn, maar waarmee ze hem eens goed zal laten zien wat ze van haar immer afwezige vader denkt. Van zijn grijsgedraaide ‘tijd voor muziek’, die nooit tijd voor haar is. Van zijn bestofte herinneringen aan een tijd die er nooit is geweest. De dikke ader in Franks hals klopt.
Hij klemt de tape te hard vast tussen duim en wijsvinger, speurend naar restjes plakband op de hoekjes, terwijl hij het verraad van zijn dochter voor zich ziet. Hij vindt zelfs geen afdrukken. De ijzige koelbloedigheid waarmee ze haar misdrijf heeft uitgevoerd is onthutsend.
‘Wel?’ Valerie zegt het vanachter haar tijdschrift, dat ze met bevochtigde vingers doorbladert, wachtend op de eerste tonen van het familieritueel waarmee ze zich telkens dankbaar in een staat van verdoving laat sussen. Frank blaast nog eens door de wieltjes van de tape, laat hem dan in de speler glijden, regelt het volume bij nog voor hij op Play duwt. Hij weet zich geen andere houding te geven dan de gebruikelijke, gaat met opeengeklemde kaken in het midden van de zetel zitten, ziedend van woede.
Er is geen klik hoorbaar. De gestileerde perfectie van de synthesizer van Donald Fagen vult de woonkamer. De strakke blazers, de vlekkeloze drumpartij, de warme bas. What a beautiful world this will be. What a glorious time to be free. Alles is bij het oude. Frank leunt met gespannen schouders achterover, hij sluit zijn ogen. Ruby Baby weerklinkt, de geluiden van een feestje tijdens de outro. Een groeiende teleurstelling maakt zich van hem meester. Hij wil iets zeggen tegen Maxine, maar zijn tong hangt als een droge, verlamde lap in zijn mond. Pas tegen het einde van het laatste nummer op de A-kant kijkt hij haar tersluiks aan. De eland bungelt werkeloos van haar schoot naar beneden. Ze blijft onbewogen voor zich uit staren als de harmonie openbloeit: Try to hang on, Max-ine. Ze vertoont geen teken van opstand of van woede. Even wil Frank opstaan, de cassette uit de speler rukken, de bruine tape eruit peuteren en in haar gezicht gooien. Dan laat hij zijn kin zakken op zijn borstkas.
De cassettespeler klikt als het bandje stopt. Het is tijd voor de B-kant. Frank beent de kamer uit.
Esther De Soomer (1986) studeerde Taal- en Letterkunde, Westerse literatuur en Editiewetenschap in Leuven en Berlijn. Ze werkte als redacteur van uitgaven voor hoger onderwijs. Vandaag leeft ze van haar pen: ze schrijft voor overheden en bedrijven over milieu, duurzaamheid, mobiliteit en technologie. Daarnaast schrijft ze proza.
Lees meer over de schrijfresidentie van deBuren
Op zaterdag 14 oktober staan de Parijsdeelnemers op het podium bij deBuren tijdens ‘Mais oui, Paris!’
Op zaterdag 16 december komen de schrijvers naar de Brakke Grond