Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Op 9 februari 2017 organiseerde deBuren een debat over culturele toe-eigening in de literatuur: 'Witte schrijvers over zwarte personages, probleem of niet?' Karin Amatmoekrim, Fikry El Azzouzi en Annelies Verbeke gingen in gesprek o.l.v. Henriëtte Louwerse.
Heleen Debeuckelaere woonde het debat bij en schreef naar aanleiding daarvan deze tekst.
"The story told by the fireside does not belong to the storyteller once he has let it out of his mouth. But the story composed by his spiritual descendant, the writer in his study, "belongs" to its composer".(1)
Raad van Adriaan van Dis
Deze voorbije zomer had ik het grote geluk om met deBuren tien dagen in Parijs te mogen rondlopen met een allegaartje aan schrijvers, theatermakers, striptekenaars en consorten. Naast al het nodige vertier dat daarmee gepaard ging werden we op een avond uitgenodigd om in gesprek te gaan met de schrijver Adriaan van Dis. Ik kende hem en zijn werk niet voordien. Maar het was duidelijk te lezen op de gezichten van mijn Nederlandse collega's dat we hier te doen hadden met een van dé groten van de Nederlandse literatuur. Van Dis gaf ons een aantal pareltjes wijsheid mee, maar één ding wat hij aanhaalde zit nog steeds niet lekker bij mij. Hij vertelde ons dat het oké is, dat het zelfs je taak is als auteur, om alles wat je om je heen ziet te gebruiken. Je vreet als het ware op wat je ziet, en spuwt het weer uit op de pagina. Alles staat in dienst van het werk van de schrijver.
Dit soort denken is niet nieuw en alomtegenwoordig in alle kunstuitingen. Regelmatig gaat het gepaard met een specifieke focus op Aziatische, Arabische, Afrikaanse of Afro-Amerikaanse cultuur. Zo kun je zelfs Marina Abramović op een goede dag wel eens zien aanschurken tegen de groten van de Amerikaanse rapscène. En wat dan nog? Want willen we juist niet zichtbaarder zijn, gezien en geapprecieerd worden? Mij deed het echter automatisch denken aan al die representaties van zwarten als gevaarlijk, hyperseksueel, dom, a-historisch en goedlachs. Al die tropen die stammen uit een zogenaamd ver verleden maar verraderlijk aanwezig blijven in cinema, theater, literatuur en de beeldende kunsten. Het overkomt me dan ook meer dan eens dat ik het heel moeilijk heb met het credo van ongelimiteerde creatieve vrijheid die schrijvers als Van Dis hoog in het vaandel dragen.
Het overkomt me meer dan eens dat ik het heel moeilijk heb met het credo van ongelimiteerde creatieve vrijheid.
Debat bij deBuren
Op donderdag 9 februari 2017 besloot deBuren om een debat over het onderwerp op poten te zetten. Op het podium zaten Karin Amatmoekrim, Fikry El Azzouzi en Annelies Verbeke. Prof. Henriette Louwerse leidde het gesprek door troebele wateren. Want een gesprek over culturele toe-eigening is bijna altijd een moeilijke, zo niet pijnlijke ervaring. Het is een microdebat dat in zich alle discussiepunten van de geglobaliseerde en superdiverse samenleving draagt. Net zoals deze debatten kan de discussie over representatie van niet-witte personages snel verzanden of in een patstelling raken. De ene partij heeft het gevoel dat ze niet gehoord wordt, de andere dat haar vrijheid beperkt wordt. Het is deze laatste partij die tot vandaag de dominante ‘waarheid' in pacht heeft. Of zoals Karin Amatmoekrim het schetst in haar ophefmakende stuk in NRC Handelsblad Denk na witte schrijver, over het zwarte personage dat je opvoert: ‘het gesprek over in hoeverre de schrijver vrij is in zijn werk, legt structuren bloot waarvan een deel van onze samenleving zich altijd bewust is geweest, en een ander deel even zolang onbewust, en die erop gericht zijn het universeel menselijke af te meten aan dat wat blank is.'
Prof. Louwerse, in haar rol van advocaat van de duivel, zette daartegenover dat we als samenleving teveel geobsedeerd zijn met authenticiteit. Alsof een schrijver enkel over zijn eigen leefwereld kan schrijven om als echt en waardevol te worden beschouwd. Dit argument is niet zo makkelijk te weerleggen, maar het is wel een dubbelsnijdend zwaard. Het werk van schrijvers van niet-witte origine wordt vaker wel dan niet gelezen in de context van die achtergrond. Alsof een werk van een Congolese schrijver niet evenveel universele waarheid in zich kan hebben als dat van een schrijver uit West-Vlaanderen. Het is niet een obsessie met authenticiteit die schrijvers zou moeten doen stilstaan bij hun werk. Teju Cole, de Nigeriaans-Amerikaanse schrijver, heeft weinig op met deze valse essentialistische noties van authenticiteit: ‘Meervoudige identiteiten zijn het nieuwe normaal. We zijn allemaal hybride. Iedereen combineert highbrow en lowbrow. Het is niet omdat ik een Afrikaanse schrijver ben dat ik alleen over Afrikaanse zaken moet schrijven.'
Maar uiteindelijk is schrijven over wat jij als ‘de ander' beschouwt nog steeds een statement.
Net zoals hij dat niet hoeft te doen, kunnen we dat ook niet verwachten van witte schrijvers. Witte schrijvers kunnen schrijven over zwarte personages, ze kunnen proberen een leefwereld te schetsen die buiten hun eigen ervaring staat, met al zijn specifieke aspecten. In fictie kun je dat zelfs doen zonder een politieke positie in te nemen. Maar uiteindelijk is schrijven over wat jij als ‘de ander' beschouwt nog steeds een statement. Eventueel is het een statement dat oude tropen over ‘anders' zijn wil herhalen en bevestigd zien. In dat geval verdient de auteur alle kritiek die men op hem of haar kan gooien. Maar het kan ook een poging zijn om de mensheid in al zijn complexiteit te schetsen. Om een waarheid te vertellen over onze samenleving die diep(er) graaft. Intenties terzijde, ook in dit tweede geval kan het goed zijn dat de auteur, ten rechte of onrechte, bekritiseerd wordt. Als het gaat over de representatie van zwarten in de kunsten heeft menige schrijver met goede intenties de bal al serieus misgeslagen.
Waarin zit het verschil dan? Is het zoals porno of moderne kunst: ‘you'll know it when you see it'? Annelies Verbeke stelde dat het verschil hem zit in liefde, liefde voor het personage en zijn of haar leefwereld. Spijtig genoeg kan ik haar niet volgen. Ik heb al menig schrijver exotisme en lust zien verwarren met liefde (de Geeraertsen van de wereld, ik heb het over jullie). Liefde of goede intenties zijn niet voldoende. Een wit perspectief, met alle bewustzijn van dien, blijft een wit perspectief en kan daardoor verzanden in oppervlakkige observaties. Ook talent en kwaliteit zijn geen garantie voor correcte representatie. Zowel Verbeke als Amatmoekrim haalde De onderwaterzwemmer van P.F. Thomése aan als een voorbeeld van een prachtig geschreven boek dat bol staat van karikaturen over Afrikanen als zwarte wildelingen. Hij had er beter How to write about Africa van Binyavanga Wainaina eens bijgehaald. Zelfs een diepgravend bewustzijn maakt je niet immuun voor kritiek, Amatmoekrim en El Azzouzi hebben beiden kritiek gekregen op hun werk vanuit de gemeenschappen waarover en waarvoor ze schrijven.
Wij zijn hier niet voor uw entertainment, wij hebben ook een stem
Er is dus geen set regels die je als schrijver kunt volgen om je te vrijwaren van kritiek. Het is maar de vraag of die regels gewenst zijn. Zijn de schrijvers die zich zo verzetten tegen de vermeende vrijheidsbeperkingen bang om iets fout te doen? Of zijn ze bang om op hun fouten gewezen te worden? De schrijver is dan wel vrij om te schrijven wat hij of zij wil, over wie hij of zij wil, maar de schrijver is verantwoordelijk voor zijn of haar werk. Als je die verantwoordelijkheid niet kunt dragen, dan moet je eens nadenken of je die onbeperkte vrijheid wel hebt verdiend. Want wij zijn hier niet enkel voor uw entertainment, wij hebben ook een stem.
(1): Achebe, Chinua. Hopes and Impedements (New York: Random House, 1988), 47.
Heleen Debeuckelaere (1988) is een historicus van opleiding en een activist van overtuiging. Ze woont en werkt in Brussel, waar ze schrijft over het leven en lijden van de afro-diaspora in België en Europa. Ze publiceerde tot op heden in De Standaard en op verschillende Engelstalige online media. In 2016 nam ze deel aan de schrijfresidentie van deBuren.
Op zondag 26.03.17 organiseert deBuren in het kader van het Passa Porta Festival een gesprek met de Surinaamse schrijver en winnaar van de P.C. Hooft-prijs Astrid Roemer