Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Dit voorjaar begon het Vlaams-Nederlandse talentontwikkelingsprogramma voor schrijvers Talent op Tilt. Op 12 oktober bezochten de deelnemers In WIELS The Show must Ego on, de eerste grote solotentoonstelling van de Nederlandse kunstenaar Erik van Lieshout in België. Ze kregen een rondleiding door de kunstenaar zelf en de opdracht een artistieke reflectie te schrijven. De vorm was volledig vrij. Dit is de bijdrage van Jens Meijen.
De kunstenaar is een ei: vanbuiten hard en glad, vanbinnen zacht en vloeibaar. Het ego van de kunstenaar is de dooier - graaf diep genoeg en hij komt goudgeel naar buiten gevloeid, waarna duidelijk wordt hoe innig de artiest verstrengeld is met zijn werk. Met andere woorden: het blootleggen van de ware identiteit van de kunstenaar (voor zover die te bepalen valt) staat gelijk aan het openbreken van het ei. Welke elementen van die identiteit zitten vervat in het kunstwerk, welke kunnen we ontwaren en welke blijven verborgen? Wat zou het werk zijn zonder die elementen?
Van Lieshout maakt in zijn films dankbaar gebruik van juxtapositie of samenstelling: hij plaatst fragmenten achter elkaar die op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken hebben, zoals een gemoedelijk gesprek à la ‘Man bijt hond' gevolgd door een razendsnelle timelapse van een schilderij waar hij in het wilde weg verf op kladdert. Van klein en kalm naar groot en chaotisch.
Doordat die twee stukken op elkaar volgen, probeert de kijker de beelden met elkaar te rijmen - er moet toch een reden zijn voor de aansluiting? Toont de kunstenaar misschien dat hij in zijn kunst zegt wat hij in het gesprek niet kan zeggen, of dat de spaarzaamheid van de woorden in het gesprek ruimte schept die weer opgevuld wordt door de grootsheid van het kunstwerk, of is dat wat de kijker ervan maakt? En verder: als het publiek het vuile werk van de interpretatie volledig zelfstandig opknapt, is het publiek dan niet méér artiest - verbanden leggen, verhalen uitspinnen, werelden ontplooien - dan de artiest zelf? Is de artiest dan niet gereduceerd tot de leverancier van stof waarvan het publiek kleren weeft? Of geldt dat voor alle kunst?
De kwestie van de dooier beslaat dus de aan- of afwezigheid van de kunstenaar in zijn werk. De eierschaal is dan de beschermlaag rond het ego. Op welke manieren verbergt, bevestigt en bebotert de kunstenaar zijn ego? Hoe verhult hij zijn eigen aanwezigheid in en invloed op wat hij produceert? Een kunstenaar staat steeds centraal in zijn eigen werk, aangezien zijn interpretatie en benadering van het onderwerp haast even belangrijk is voor het eindresultaat als het onderwerp an sich.
Die beschermlaag van het ego kan bestaan uit verschillende materialen - in het geval van Erik van Lieshout zijn de hoofdbestanddelen ironie en satire. Hij speelt bijvoorbeeld gesprekken na tussen een vluchteling en een Duitse vrouw. Dat doet hij met behulp van blaadjes en paddenstoelen die hij grappige, cartoonachtige stemmetjes geeft. Of een gesprek met een non over het leven na de dood, afgewisseld met beelden van een stervende kakkerlak - trekt hij dan bewust de inhoud van het gesprek in het belachelijke? Of ook: van een diepzinnig gesprek met zijn vader naar close-ups van demente bejaarden die ergens tussen extase en kwelling liggen te kreunen. Bij Van Lieshout is het lachen steeds wrang en het huilen steeds met een schuldige glimlach.
Iemand die het onderscheid tussen ironie en oprechtheid bewust vaag laat, beschermt zichzelf. Wanneer we hem pretentieus of onkundig noemen, beroept de kunstenaar zich op de ironie: zijn grootspraak of amateurisme is geveinsd. Hetzelfde wanneer we hem ervan beschuldigen alles in het belachelijke te trekken: ook dat is niet gemeend. Dat is wat het publiek ervan maakt. Doet de artiest dit uit angst - het ego is immers fragiel - of om een statement te maken over het kunstenaarschap? Of is ook die ironie weer ironisch bedoeld?
Om Van Lieshouts eierschaal te breken en het ego te ontbloten, moeten we dus de ironie in vraag stellen: wat zegt ironie over de benadering van een onderwerp? Vertelt het ons dat we dingen niet serieus moeten nemen, of kan het net aantonen dat we dingen wél serieus moeten nemen? Confronteert het ons met de grenzen van onze eigen (wan)smaak door af te lijnen wanneer iets voor ons te ver gaat? Toont het dat we kunnen lachen met dingen die helemaal niet grappig horen te zijn? Neem de dementerende ouderen: het is verschrikkelijk dat mensen zo kunnen wegglijden van de wereld, maar de manier waarop het geframed is, de timing in de film, het geluid dat ze maken - het is gewoon grappig, ook al voelt het verkeerd om te lachen.
Van Lieshout gebruikt ironie als rookgordijn om zijn aanwezigheid te verhullen, zijn manier van framen weg te schaven, zijn benadering van het onderwerp als vanzelfsprekend voor te stellen. En ja, ook om het ego te verbergen. Paradoxaal genoeg is de erkenning van de ironie ook een bevestiging van de aanwezigheid van de kunstenaar, en zorgt ironie er in dezelfde beweging ook voor dat het ego duidelijk afgelijnd wordt - ironie verhult niet de aanwezigheid van het ego, enkel de manier waarop het aanwezig is.
De kunstenaar blijft in het centrum staan - en glorieus egotistisch aanwezig in zijn werk - maar wélk centrum dan? Wat is de boodschap van een artiest waarvan we nooit kunnen weten of hij dingen meent of niet? Wat betekent zijn werk dan? Is het dan ook aan het publiek om te bepalen wat de artiest is en waar hij voor staat? In dat geval is de geanalyseerde kunstenaar een omelet: de beschermlaag doorgeprikt, het ego te consumeren.
Talent op Tilt is een talentontwikkelingsprogramma van Tilt en deBuren. Zes auteurs scherpten dit voorjaar hun pen: Giuseppe Minervini, Jens Meijen (de eerste Belgische Jonge Dichter des Vaderlands), Loren Brouwers, Marjolijn van de Gender, Bart Smout en Leen Pil. Tilt en deBuren haalden hen in het najaar naar het podium met een bijzondere schrijfopdracht: 'Volg een onbekend persoon op social media en laat je inspireren.' Gemist? Lees hier hun teksten!