Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Naar aanleiding van de Frankfürter Buchmesse, waar Nederland en Vlaanderen dit jaar samen als 'gastland' optreden, focust Kunsttijdschrift Vlaanderen in zijn septembernummer op de Nederlandstalige boekensector. Ze nodigden Wim Vanseveren, directeur van Vlaams-Nederlands Huis deBuren, uit om een vrije tribune te schrijven.
De Nederlandse sportjournalist Maxim Hartman was op 21 juni van dit jaar te gast in De Afspraak: 'Ik heb hele slechte ervaringen met Belgen. Ze zijn best wel schijnheilig, als je het vergelijkt met Nederlanders. Nederlanders zijn vrij bot en direct en onbeschoft, zoals ik. Maar Belgen durven niet recht in iemand zijn muil te zeggen wat ze van iemand denken.'
Verschil
Daarmee werden de vertrouwde waarheden bevestigd: in het Zuiden heerst een cultuur van zacht bedrog; in het Noorden wordt bedrog, zelfs in zijn malse vorm, niet getolereerd. Het gaat zoet binnen, maar klopt het ook, in 2016? Ik vind die verschillen tussen de beide Nederlandstalige gebieden in Europa vaak vermakelijk en doorgaans aangenaam. Ze houden me bij de les, doorbreken mijn verwachtingspatroon en confronteren me met boeiende vragen. Wat willen we: de ondraaglijke lichtsterkte van de volle waarheid of de beslagen ruit van de Vlaamse schroom?
Burgemeester Aboutaleb gaf me de juiste uitleg, toen het Vlaams-Nederlands Huis deBuren op 24 november 2015 in Rotterdam ‘Een gemiste kans?' organiseerde - naar aanleiding van de oprichting, 200 jaar geleden, van het kortstondige Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. 'Ik gedij bij het verschil', verklaarde hij. En hij gaf ook aan waarom: 'Als elektrotechnicus weet ik dat er alleen maar stroom kan vloeien als er een potentiaal-verschil is'. Nooit klonk elektronica me zo poëtisch in de oren.
En het klopt ook. Stel dat Vlamingen en Nederlanders enkel een wat andere taal spraken, dan oversteeg onze relatie helaas het anekdotische niet. Nu hebben we juist het voorrecht dat er binnen een relatief klein, drukbevolkt gebied boeiende verschillen zijn, waar we allebei kunnen van leren.
Spel en ernst
Neem nu de openbare ruimte. Wie per trein de grens oversteekt, kan tussen Essen en Roosendaal bijna op de meter precies de plek aanwijzen waar je Nederland binnenloopt. Zolang je in Vlaanderen bent, oogt het landschap licht chaotisch, soms charmant, vaak nonchalant, een enkele keer groezelig. Van ruimtelijke ordening kun je pas spreken in Nederland. In Vlaanderen beheerde men tot enkele decennia geleden de openbare ruimte zoals men er pietjesbak speelt: je gooit de dobbelstenen en ziet wel waar ze landen. Roosendaal is de plek waar het spel eindigt en de ernst begint: het Vlaamse patchwork van akkers en weiden verandert plots in maximale percelen, bedacht aan een denktafel en goedgekeurd door strenge commissies. Je wordt getroffen door die helderheid en God helpt nog een handje met die hoge luchten. Je vindt die helderheid ook terug in Nederlandse reclames, in de duidelijke belettering op vrachtwagens, in de huisnummers met zo klare lijn dat het wel lijkt alsof Hergé er de klus klaarde.
Het kan mijn rommelige Vlaamse ziel zijn, maar die drang om te ordenen ervaar ik als heel Nederlands. Tien jaar geleden, ik stap argeloos een coupé binnen en even later gaat mijn gsm. Ik antwoord, maar omdat ik een hekel heb aan treinconversaties die iedereen kan meevolgen, spreek ik stil, naar het raam gericht en met mijn hand over het toestel heen geslagen. Plots tikt een conducteur op mijn schouder: 'Aan uw toon is het niet te horen, mijnheer, maar dit is een stiltecoupé'. Ik had ooit wel gehoord dat zulks bestond, maar dan meer zoals je artikels leest over de Yeti, Eldorado of reuzenpompoenen. Achteraf bekeken is er ook niets tegen en als je er in zit, moet je maar stil wezen, maar een beetje buitenlander die opgegroeid is zonder Statenbijbel, verbaast zich en schrikt. Ik was ook niet de enige, want nauwelijks was de conducteur verdwenen, of de telefoon van een Franse overbuur rinkelde, die geheel naar de trant van zijn land, drie woorden gebruikte waar wij volstaan met één, en met luide stem antwoordde, alsof hij Molière voordroeg in het Palais des Papes. Ik kan niet ontkennen dat het me ergerde, maar dat ik toch stilletjes supporterde, voor deze nutteloze rebel. En ik bedacht: Nederland is een land van auditieve duidelijkheid, van visuele helderheid, waarbij ons Vlaams gefriemel zich verhoudt als gezandstraald glas tegenover kristal.
Geëvolueerd
Maar Vlaanderen is er de voorbije jaren behoorlijk op vooruit gegaan. Zo stelt dr. Quirine van der Hoeven in Van Anciaux tot Zijlstra (2012) dat de cultuurparticipatie in Vlaanderen de afgelopen jaren beter geëvolueerd is dan in Nederland, terwijl de cultuureducatie dan weer als voorbeeld kan strekken voor Vlaanderen. En niet elke Noorderbuur is een Maxim Hartman, die zich ergert aan onze pudeur. Soms is een eufemisme de leefbare variant van de waarheid.
In De Standaard (21 mei 2016) beweert Joris Luyendijk: 'Het gidsland is de weg kwijt'. En een week later preciseert hij in NRC: 'Het zelfvertrouwen is weg, de eigendunk ook'. Is dit dan niet het moment om elkaars 'gidsland' te worden?
Wim Vanseveren
In: Kunsttijdschrift Vlaanderen
Lees hier de toespraken van de schrijvers die zich voor de reeks Een gemiste kans? over de vraag bogen: 'Wat als Nederland en Vlaanderen samen waren gebleven?'