Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Anneleen Van Offel trok naar Israël om haar debuutroman te schrijven. deBuren mocht over haar schouder meekijken. Ze vertelde over schrijfpijn en andere twijfels, over bijzondere ontmoetingen, over Israëlische uitzichten en Belgische inzichten, en hoe daartussen een debuutroman vorm krijgt. Terug in België gaat ze onvermoeibaar door met haar schrijfproces en krijgt haar debuut stilaan vaste vorm.
Mensen vragen me vaak hoe het met mijn boek gaat. De laatste tijd komt daar een bezorgde blik achter. ‘Mogen we dat nog wel vragen?' Ze krijgen nu eenmaal al drie jaar hetzelfde antwoord: ‘Mijn hoofdpersonage is nog steeds dood, maar het schrijven gaat goed.' Het duurt lang, en zeker omdat ik bijna exact een jaar geleden mijn oude werk heb weggegooid en opnieuw begonnen ben, is het moeilijk uit te leggen dat het niet noodzakelijk een heel dik boek zal worden. Het is gewoon een traag proces.
Een jaar geleden begon ik deze blog, en intussen heb ik het gevoel dat schrijven vooral betekent dat je je eigen boek moet leren kennen. Ik schrijf elke dag flink door, maar het meeste werk blijkt op te gaan aan het zoeken naar de juiste vorm. Wisselen de hoofdstukken netjes per verhaallijn af of volgen ze elkaar, wanneer wordt welk verhaal verteld; net als het allemaal goed lijkt te staan, komt er weer een of ander personage met een nieuwe verhaallijn op de proppen en begint de hele carrousel van voor af aan.
Daardoor heb ik het gevoel dat ik het meeste schrijf wanneer ik niet aan het schrijven ben. Wanneer ik op de grond tussen mijn papieren zit en alles verschuif, doorstreep, nummer, het in een logica probeer te dwingen waar het vervolgens weer uit barst. Alsof ik het boek moet vinden.
Een halfjaar geleden leek het alsof ik het zomaar tegen het lijf liep. Ik bezocht in Israël de christelijke ontwenningskliniek waar een belangrijk deel van het verhaal zich afspeelt. Gefinancierd door Amerikaanse kerken trekken vrijwilligers erop uit om joodse junkies van straat te halen en een huis te bieden. Cold turkey zonder medische begeleiding. De Bijbel en het vertrouwen op God moet volstaan. Of ze in de eerste plaats mensen willen helpen of eigenlijk joden willen bekeren, daarover bleef de directeur vaag. Dat hij iemand stuurde om me midden in de stad op te halen omdat hij hun adres niet wilde geven, leek me een goed antwoord op mijn vraag. Ook de werkelijkheid moet je soms tussen de regels door lezen.
Onder een schaduwrijke pergola vertelde hij me hoe hun centrum werkt. Zijn gebaren waren groot, zijn woorden ook. Hij doorspekte zijn uitleg met Bijbelse citaten en creatieve beeldspraak. God is een airconditioning. Als je hem uitzet, neemt het helse vuur bezit van je.
Ik zat in een plastic tuinstoel en luisterde naar een van mijn personages. Alsof ik op de plek zat waar even ervoor mijn personage Immanuel gezeten zou kunnen hebben, net voor zijn demonen zijn dood zullen betekenen. Ik noteerde alles wat de directeur zei, prentte me zijn springerige haar onder zijn baseballcap in, vond dat ik de warmte van het plastic door mijn linnen shortje moest onthouden.
Maanden later, in de vroege Belgische lente, schrijf ik aan de scène die zich afspeelt onder die pergola, en bedenk me hoe het verhaal buiten de grenzen van het boek verdergaat. Deze kliniek blijft werken. Er is vast al een heleboel gebeurd dat ook in mijn verhaal kon opgenomen worden, mocht ik erbij geweest zijn. Elk boek raakt verschillende keren aan de werkelijkheid, en die momenten vertakken zich verder. Ze vormen allemaal het grote verhaal dat wij niet zien, maar waarin we ons dagelijks bewegen. Boeken zijn deuren tot dat verhaal.
En achter een van die deuren ligt mijn personage nog steeds dood te bed, maar geen zorgen, het schrijven gaat goed.