Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
'Waarom begrijpen we niet dat Özdil een net zo'n Nederlandse naam is als De Winter of Wilders?' Poliargus en deBuren haalden op 16 februari 2016 de Nederlandse historicus en columnist Zihni Özdil naar Brussel om er te praten over institutioneel racisme. Naar aanleiding van de avond schreef hij dit opiniestuk.
Zowel België als Nederland heeft een eeuwenoude geschiedenis van uitsluiting die vandaag de dag nog steeds doorsijpelt in de maatschappij. De Nederlandse en Vlaamse vlaggen zijn vooral symbolen die met trots gedragen worden door xenofobe chauvinisten.
We hebben een diep racismeprobleem. In de afgelopen dertig jaar is dat op allerlei terreinen uitgebreid onderzocht en gedocumenteerd. Uit alle onderzoeken blijkt in essentie dat de dieperliggende oorzaak is dat de witte, machtigere groep heeft geïnternaliseerd dat burgers van kleur geen echte burgers zijn.
De materiële gevolgen van het structureel mensen van kleur hun burgerschap ontnemen zijn glashelder. Zo concurreren Nederland en België met elkaar als het gaat om het meest discriminerende land op de arbeidsmarkt. Volgens cijfers van Eurostat was in 2013 etnische discriminatie op de arbeidsmarkt nergens zo erg als in België, concludeerde De Standaard. Vorig jaar namen wij in Nederland dat stokje over, berichtte de Volkskrant.
De grootste uitdaging voor de nabije toekomst is daarom burgerschap. Wat betekent het om Nederlander of Belg te zijn? Waarom begrijpen we niet dat Özdil een net zo Nederlandse naam is als De Winter of Wilders?
Het is belangrijk om zich te realiseren dat dit grotendeels een onbewust proces is, vandaar de wetenschappelijke term institutioneel racisme. Cultuur is ook een institutie. De culturele erfenissen van slavernij en kolonialisme hebben een stempel gedrukt op onze huidige beleving van burgerschap. De feiten liegen er niet om: van discriminatie op de arbeidsmarkt tot stereotypering in de massamedia tot raciale profilering door het justitiële apparaat: witheid is de onbewuste norm.
We halen ook de raarste capriolen uit om het over kleur te hebben zonder het over kleur te hebben. Woorden zoals ‘allochtoon' bestendigen deze uitsluiting. Twintig jaar geleden kwam er ook nog eens ‘niet-westerse allochtoon' en ‘westerse allochtoon' bij: we willen het namelijk ook over klasse hebben zonder het over klasse te hebben. Iemand uit Japan is officieel een ‘westerse allochtoon' en een Antilliaanse Nederlander is een ‘niet-westerse allochtoon', mind you. Dit heeft geresulteerd in een situatie waarin burgerschap onder voorbehoud wordt toegekend aan mensen die we slechts tolereren, maar eigenlijk niet als gelijken zien.
Ook in België valt op dat de media de term ‘allochtoon' vooral gebruiken wanneer het om negatieve zaken gaat. Als een burger van Marokkaanse afkomst een internationale prijs wint is hij een ‘Nederlander' of ‘Belg'.
Ook te veel zogenaamde allochtonen, zelfs de jongere generaties die hier zijn geboren en getogen, omarmen de uitsluiting door te zeggen: ‘ik ben geen Nederlander en als ik klaar ben met studeren ga ik terug.'
Waarom is het anno 2015 nog steeds zo moeilijk om Nederlanders Nederlanders te noemen?
We kunnen aan de hand van de feiten in ieder geval concluderen dat al die jaren zogenaamd integratie- en antidiscriminatiebeleid geen vooruitgang hebben gebracht, integendeel. Om deze patstelling te doorbreken is het noodzakelijk dat we een inclusief burgerschap creëren, een nieuw nationalisme zelfs. Een open debat is een eerste stap.
België doet het, in tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, wel beter dan Nederland. Dat komt omdat België historisch gezien veel minder tolerantie heeft gebruikt om minderheden te gedogen. Daardoor is er al vroeg een debatcultuur gekweekt. In België kun je het over racisme hebben zonder voor gek verklaard te worden. Extreemrechtse leiders gaan in debat met zogenaamde ‘allochtonen'.
Nederland heeft geen echte debatcultuur. We tolereren slechts 'de ander', maar we gaan niet met hem in debat. Wat dat betreft is er een consensus in de polder: zowel links als rechts Nederland weigert om het woord allochtoon af te schaffen. Beide kanten zijn ook tegen vermenging. Links omdat dat ‘assimilatie' zou zijn, rechts omdat dat ‘de nationale eigenheid' zou bedreigen.
Er is in ieder geval iets wat onze overheden kunnen doen: zo snel mogelijk stoppen met het zogenaamde integratiebeleid. Decennialang allerlei foute clubs uit het ‘thuisland' subsidiëren en faciliteren heeft alleen maar segregatie in de hand gewerkt, ook al noemden we het 'integratie'. De overheid moet ook zo snel mogelijk stoppen met het gebruik van burgerschap ontnemende termen zoals ‘allochtoon'. Taal is essentieel voor een culturele omslag in de richting van inclusief burgerschap. Noem alle burgers Belgen of Nederlanders, desnoods Turkse Belg of Marokkaanse Nederlander. Helaas zijn het vaak linkse progressieven die dit meteen wegwuiven als ‘Amerikaans', hetgeen ik verbazingwekkend vind. Het is helemaal niet Amerikaans. Het is beschaafd. Dat de Amerikanen er eerder mee begonnen wil niet zeggen dat het enkel aan hen voorbehouden is.
Het zijn ook vooral linkse progressieven geweest die in zowel België als Nederland een segregatiebeleid hebben ingezet onder het mom van ‘integratie'. Zo is de term ‘allochtoon' in een nationale context ingevoerd door de linkse Nederlandse sociologe Hilda Verwey-Jonker. Dat deed ze expliciet om nieuwe inwoners op een beschaafde manier in een apart hokje te stoppen omdat ze niet wit waren: ‘Ik kies er voor om deze groep (Ambonezen, Surinamers, Antillianen en gastarbeiders) en niet bijvoorbeeld Belgen, Duitsers of Amerikanen allochtonen te noemen vanwege hun opvallende huidskleur', aldus Verwey-Jonker in 1971. Jammer genoeg heeft België dit taalgebruik overgenomen.
Tijdens lezingen en debatten zeg ik altijd: ‘Ik wil niet getolereerd worden in mijn eigen land. Ik wil gelijkheid.' Maar progressief Nederland begrijpt dat niet. Begrijpt niet dat tolereren segregatie in de hand werkt.
De geschiedenis leert dat vooruitgang het beste plaatsvindt als hij van onderaf wordt opgeëist. Institutioneel racisme bestrijd je niet door zelf uitsluiting en segregatie te omarmen. Daarom zouden juist mijn landgenoten die zichzelf ook niet als Nederlanders of Belgen beschouwen als eerste moeten zeggen: ‘Of u het leuk vindt of niet, de Nederlandse geschiedenis is ook mijn geschiedenis, de Nederlandse vlag is ook mijn vlag en mijn naam is óók een Nederlandse naam.'
Vermenging, niet alleen ruimtelijk, maar ook cultureel, is de sleutel. Daarom eindig ik met de kernboodschap van mijn boek: geen tolerantie meer, maar gelijkheid: het maakt niet uit welke kleur je hebt, hoe je heet, wat je wel of niet gelooft, je bent een van ‘ons'. Over al die zaken kunnen we het oneens zijn met elkaar, graag zelfs, we kunnen elkaar zelfs haten, maar niet meer in de context van zogenaamd ‘echte Nederlanders of Belgen' versus zogenaamde ‘allochtonen'.
Zihni Özdil,
16 februari 2016, Brussel
Zihni Özdil is historicus, columnist voor NRC Handelsblad en schrijver van Nederland mijn vaderland (De Bezige Bij). Hij schreef dit opiniestuk naar aanleiding van de debatavond Institutioneel racisme | De relatie tussen origine en burgerschap op 16 februari 2016 bij Daarkom, Brussel. Een samenwerking tussen deBuren & Poliargus.