Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Anneleen Van Offel reisde afgelopen zomer door Israël, op zoek naar de verhalen van haar debuutroman. In alle grote en kleine ontmoetingen groeit haar boek. deBuren laat je over haar schouder meekijken.
Hij heeft zijn eigen paradijs gesticht, in een noordelijke uithoek van Israël. Waar in de verte de ruwe rotsen aan de grens met Libanon in zee storten, ligt de kleinste microstaat ter wereld, Akhzivland. Een land waarvan nauwelijks iemand het bestaan afweet. Dit is de uitgekomen droom van Eli Avivi, een ingeweken Iraanse hippie. Op de vlag staat een zeemeermin, het nationale volkslied is het ruisen van de zee. Het leger van Akhzivland, drie manke honden, ligt lui in de zon. Het is de meest vredevolle staat in het Midden-Oosten.
‘Alleen jammer dat de actieradius van de raketten van Hezbollah net eindigt honderd meter voorbij mijn huis. Om de andere aanval barsten alle ramen, maar zolang ze over me heen blijven schieten mag ik niet klagen.’
De hoogbejaarde Avivi laat zich alleen nog quoten in reisgidsjes. Ook na lang aandringen bij de slungelachtige jongen aan de poort, die zich met afwezige blik voorstelt als de gids van Akhzivland, krijg ik hem niet te zien. De gids kent drie woorden Engels, ‘forty shekels’, voor ik het land mag betreden, en ‘Google’ als antwoord op al mijn vragen.
Na zijn legerdienst in 1952, waarin hij zowel tegen de Britten als tegen de Palestijnen streed en zo meewerkte aan de onafhankelijkheid van Israël, vestigde Eli Avivi zich op deze plaats. Hij bouwde zijn eigen Villa Kakelbont, waarin hij wijnpersen, dorsvlegels en allerhande curiosa uitstalde die hij vaak zelf heeft opgedoken uit de zee. Hij kon vissen vanuit zijn slaapkamerraam, begon een wit gewaad te dragen, liet zijn baard groeien en verscheen steevast met een herdersstaf. Toen het Israëlische leger twee bulldozers op hem afstuurde omdat het huis van een moslim geweest was, hield hij een zitstaking. Om zijn terrein voor de vernieling van het leger te behoeden, riep hij zijn eigen republiek uit. Daarop zat hij tien dagen in de gevangenis. Avivi werd vrijgelaten omdat de rechter oordeelde dat de aanklacht, ‘het creëren van een land zonder toestemming’, niet bestond. Israël gaf hem in 1972 na een procedureslag uiteindelijk het pachtrecht voor negenennegentig jaar.
Eli Avivi bouwde zijn eigen Villa Kakelbont in Akhzivland, de kleinste staat ter wereld.
Het is een paradoxaal verhaal, bedenk ik me wanneer ik leun tegen het hek en uitkijk over de diepblauwe Middellandse Zee, de rotsige kust van Libanon aan mijn rechterkant en de bergen van Galilea achter me. Dit is het imperium van een hippie, die een eigen land stichtte omdat dit voor hem de enige manier was om in Israël te blijven. Een geschiedenis die gelijkloopt, maar dan zonder de oorlogen. Beide landen bestaan ongeveer even lang, het is het verhaal van een man die niet van zijn land af wil.
Akhzivland toont zich als een land van peace and love, blijkt uit de foto’s aan de muur, waarop Avivi omringd door naakte vrouwen tijdens ongetwijfeld epische feestjes breed lachend het glas heft. Het had het land kunnen zijn van een man die oorlog definitief de rug toekeert, en in grensgebied zijn ideaal van Israël creëert.
Maar naast Akhzivland liggen de ruïnes van het Palestijnse dorp Az-Zeeb, verwoest tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in 1948. Elk feest van vrijheid dat hier gevierd wordt, vindt plaats op de plek die het thuis was van mensen die nu in een vluchtelingenkamp leven.
En daar loopt wel de parallel. Israël wil een paradijs zijn dat door mensen geschapen is, maar zonder slang is het geen paradijs. Tegelijk zal de slang voor de ondergang van het paradijs zorgen. Dat is de paradox van het land: wat het wil zijn, zal het ook vernielen. Bij elke nieuwe illegale nederzetting op de Westoever verliest Israël krediet bij de internationale gemeenschap, zaait het haat. Uitbreiding zal uiteindelijk leiden naar het verdwijnen van het land.
Ook een roman is een onvolkomen droom. Hij wil iets zeggen over de werkelijkheid in het volle besef dat er niet zoiets bestaat als de werkelijkheid. Bovendien is het neerschrijven van dit verhaal per definitie kiezen voor één blik. Zeker zolang ik Avivi niet zelf kan spreken, zal dit verhaal sterk gekleurd zijn door mijn interpretatie. Wie is Eli Avivi? Een idealist die zijn eigen vreedzame Israël creëert? Of de man die een paradijs bouwde op de assen van een verjaagde gemeenschap?
Net voor ik weer naar buiten wandel, hou ik de gids nog even tegen. Ik wil het toch nog eens proberen. Mag ik geloven in de literaire metafoor van het parallelle land, of haalt de werkelijkheid me in?
‘Google,’ zegt de jongen. Hij drukt een stempel van een rondborstige zeemeermin in mijn reispas en begeleidt me dan zwijgend naar de poort, die hij achter mijn rug met een snerpend geluid sluit.