Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Geachte aanwezigen, dames en heren, beste Dorian,
Met veel plezier heb ik in de interviews met jou die de afgelopen weken in de pers zijn gelezen, waarin je ons Nederlanders hier en daar als snoeiharde zakelijke types neerzet. In die geest beschouw ik het als een bijzondere eer dat ik als vertegenwoordiger van mijn calvinistische vaderland en van de Nederlandse aandeelhouders in deBuren, de Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken en OCW, vandaag een paar woorden tot jou mag richten.
Twee ministers hebben aan de wieg gestaan van deBuren. Daarna zijn er nog ettelijke regeringen geweest van allerlei kleuren en gezindten, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Je hebt regelmatig overlast ondervonden van zowel de politici als ons ambtenaren en dat heb je, met de jouw eigen openhartigheid en scherpte, nooit onder stoelen of banken gestoken.
Daar staat tegenover dat, wanneer wij met pensioen gaan, er geen columns en gedichten worden geschreven, feestmiddagen worden georganiseerd of begrafenissen geënsceneerd. Verschil moet er zijn. Tussen kunstenaars en ambtenaren en tussen Nederland en Vlaanderen.
Het leek me geen goed idee om mij vandaag, voor een zaal vol schrijvers, dichters en andere culturele fijnproevers te wagen aan een literaire tekst of gedicht. Daarom citeer ik, om het verschil dat ik zo net noemde te illustreren, graag een stukje proza uit de richtlijn vergoedingen voor recepties bij pensionering van ons ministerie van Financiën:
'Een receptie wordt in beginsel sober uitgevoerd en is in overeenstemming met het doel waarvoor zij wordt gehouden. Er is een bandbreedte tussen minimum- en maximumvergoedingen voor recepties gecreëerd. De uiteindelijk uit te keren vergoeding is afhankelijk van bepaalde criteria, zoals bijvoorbeeld de aard van de functie waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen medewerkers en hoofden, het aantal dienstjaren, het aantal contacten en de waardering voor de betrokkene.' Einde citaat.
In de geest van ons Ministerie van Financien zou ik willen zeggen dat, afgemeten aan de zaal, de opkomst en de uitbundigheid er vandaag sprake is van een maximum bandbreedte aan verdiensten, contacten en waardering.
Grappen over ambtenaren en onze Hollandse zakelijkheid terzijde: ik ga geen opsomming geven van al jouw verdiensten voor de Vlaams-Nederlandse cultuur en onze wederzijdse betrekkingen. Jouw directeurschap van deBuren werd gekenmerkt door een zoektocht naar vernieuwing en cultureel ondernemerschap, met grote vasthoudendheid om zaken voor elkaar te krijgen en een jou kenmerkende tegendraadsheid waarmee je niet schroomt om af en toe weer eens een ruit in een heilig huisje in te gooien.
En zo hoort het. De kunsten zijn er voor de schoonheid en de troost en mogen of moeten ook kunnen schuren. En elke nieuwe generatie is het aan zijn stand verplicht om iets te bedenken waarmee ze de oude garde op de kast krijgt of anderszins het nakijken geeft. Ook daar heb je ruim gelegenheid aan gegeven.
Onze grote waardering voor dat alles en nog veel meer, is de reden dat ik vandaag niet alleen iets mag zeggen, maar ook de eer en het genoegen heb om je een onderscheiding uit te reiken. Het Ereteken van Verdienste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het koninkrijk der Nederlanden wordt toegekend aan personen, die zich op een bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor het ministerie van Buitenlandse Zaken en onze internationale betrekkingen. Deze omschrijving voldoet perfect aan jouw harde werk en inzet voor deBuren en de Nederlandse-Vlaamse samenwerking. Namens mijn bazen, maar heel zeker ook namens mijzelf. Dank je wel, allerbeste Dorian.
Renilde Steeghs, Brussel, 29 augustus 2015