Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Schrijfpijn (2)

Anneleen Van Offel trok naar Israël om haar debuutroman te schrijven. deBuren mocht over haar schouder meekijken. Ze vertelde over schrijfpijn en andere twijfels, over bijzondere ontmoetingen, over Israëlische uitzichten en Belgische inzichten, en hoe daartussen een debuutroman vorm krijgt. Terug in België gaat ze onvermoeibaar door met haar schrijfproces en krijgt haar debuut stilaan vaste vorm.
Door Anneleen Van Offel op 23 mrt 2016
Tekst
Literatuur & taal
Israëlcolumn Anneleen Van Offel
© Koen Broos

Anneleen Van Offel trok naar Israël om haar debuutroman te schrijven. deBuren mocht over haar schouder meekijken. Ze vertelde over schrijfpijn en andere twijfels, over bijzondere ontmoetingen, over Israëlische uitzichten en Belgische inzichten, en hoe daartussen een debuutroman vorm krijgt. Terug in België gaat ze onvermoeibaar door met haar schrijfproces en krijgt haar debuut stilaan vaste vorm.

Deel 6 | Schrijfpijn (2)

 

Verdwalen in alle mogelijke manieren waarop een verhaal zou kunnen beginnen. Dat is zoals in een havenstad in Noord-Israël verblijven die op een inham in de Middellandse Zee ligt, bijna volledig omgeven door water, en uit het raam alleen maar het binnenland zien.


Opnieuw ingang zoeken in het verhaal. De vorige versies telkens weer verwerpen, omdat het beter kan. Alsof je door altijd maar opnieuw te beginnen dichter komt bij wat het moet zijn. Zoeken naar een taal en toon die nog beter bij het verhaal passen. Verschrikkelijk moe worden, in slaap vallen, wakker worden en in een halve droom verder schrijven, opnieuw botsen op weerstand.

 

Vermoeden dat iets in jezelf niet wil dat het boek er komt. Hopen dat de andere overtuiging het wint van dat vermoeden, dat je om iets écht goeds te schrijven, een beetje bang moet zijn van je eigen boek.

 

Schrijven zonder vangnet.
   
Een prachtig boek lezen over een vrouw die een boom wil worden (De vegetariër van Han Kang), vervolgens ook een absurde verhaallijn willen inbouwen, wat resulteert in een groteske poging om je hoofdpersonage te laten veranderen in een sprinkhaan, die Israël op Bijbelse wijze meesleurt in een verschrikkelijke plaag. Opnieuw beginnen.

 

Nog maar eens ontdekken dat je niet het boek van iemand anders moet schrijven, maar op zoek moet gaan naar het boek dat je zelf moet schrijven.

In 1968 schreef een non tien regels uit voor zoekende artistieke zielen. De Immaculate Heart College art department rules van sister Corita Kent, gerenommeerd kunstenaar en docente in Los Angeles, inspireerde veel artiesten. Een van haar studenten, componist John Cage, populariseerde het stuk en verspreidde het. 


Rule 10: we are breaking all the rules.
Zoek het zelf uit. The only rule is work (rule 7). Be selfdiciplined (rule 5).


Maar dan, rule 8. Don’t create and analyse at the same time. Hoeveel creatieve processen lopen niet mis doordat we altijd maar die criticus op onze schouder voelen meelezen? Niet alleen schrijvers en andere kunstenaars zullen dit herkennen. Het stemmetje dat ‘je kan het niet!’ in je oor krijst, als een knerpend krijtje dat te moeilijke sommen op het bord schrijft. De ingebouwde afwijking om jezelf te saboteren. Om te anticiperen op wat fout kan gaan. Jezelf zo blokkeren dat je bij voorbaat faalt, waardoor je het nog altijd op je onzekerheid kan steken en niet op je eigen (gebrek aan) talent.

 

Een groot deel van het schrijven is een mentale kwestie tussen die twee, elkaar tegenwerkende gedachtes. Creatie en analyse, het een kan niet zonder het ander. Een goede creatie vergt vanzelfsprekend zelfkritiek om scherp te blijven, maar het is kwestie om beide processen gescheiden te houden. Jezelf met je ideeën en theorieën uitschakelen en de creatie op zich laten zijn. Want zo vaak komt het schrijven uit het schrijven voort, de personages ontwikkelen zichzelf, en dat zijn de momenten waarop je voelt dat je brein uitrekt, soepeler wordt. Dat kan alleen maar door op het moment van de creatie zelf alles wat je op voorhand bedacht hebt uit te schakelen, en jezelf toestaan in een focus te komen waar je weinig vat op hebt. 
 
Iemand die ik daarom wel op mijn schouder wil toelaten, is Rainer Maria Rilke. ‘U richt uw blik op de buitenwereld, en dat zou u nu vooral niet moeten doen. Niemand kan u raad geven en helpen, niemand. Er is maar één middel. Voel uzelf aan de tand,’ schreef hij in een brief aan een jonge dichter. Dieper in jezelf wroeten, op zoek naar dat particuliere verhaal dat alleen jij kunt vertellen. Dat vergt moed, het geloof dat je moet. 

Deze column niet willen schrijven, omdat je de angst niet wilt cultiveren. Na een tijd wordt angst een soort van veiligheid, dat je van het ideale excuus voorziet om de dag door te brengen met slechte series en geniale boeken van anderen. De column uiteindelijk toch maar schrijven, want je wilt schrijven over wat je hoog zit, en uiteindelijk moet er een deadline gehaald worden, rule 9: it’s lighter than you think.

En dan nog het kaartje met het citaat van Lewis Carroll, dat naast je bureau ligt, als de hand van een literaire vader waarmee je jezelf schouderklopjes kan geven wanneer je het nodig hebt. If you don't know where you are going, any road will take you there.

 

Blijven beginnen, naar de bergen kijken die in de verte de rand van de horizon aftekenen. Weten dat de wegen van elk boek onzeker zijn, tot het boek als boek bestaat en er dan niets meer aan kan worden veranderd. Dat het dan zal lijken alsof het nooit anders kon geschreven worden. Leren denken buiten het rendement om. Niet alles moet meteen opbrengen. De nutteloosheid omarmen. Door nutteloze teksten te blijven schrijven zal het boek uiteindelijk wel ontvlammen.

 

 

Als iets wat alleen maar in de omweg kan worden benaderd.

Benieuwd naar meer?

Lees alle columns in deze reeks
Vertel het verder: