Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
deBuren stuurde twee jonge schrijfsters naar interessante musea over de grens. Niña Weijers ging naar Vlaanderen, Heleen Debruyne spoorde naar Nederland. Reist u ze achterna? In de zevende aflevering reizen we met Niña Weijers naar Antwerpen. Zin gekregen om zelf te gaan?
WIN!
Wilt u kans maken op een duoticket voor deze musea in Antwerpen? Stuur dan voor 9 juni 2015 een mail met onderwerp 'Weijers Antwerpen' naar info@deburen.eu en vermeld duidelijk uw volledige naam en postadres. U krijgt van ons een bericht als u gewonnen hebt.
Vind hier het overzicht van alle steden en musea.
Ik sta in de archiefkelder van het Antwerps Letterenhuis en ik moet denken aan een televisieserie waar ik soms langs zap, over nooit opgeloste moordzaken. Aan het eind van zo'n aflevering is de zaak altijd alsnog opgelost, en dan eindigt het met een shot waarin de rechercheur de kartonnen doos in een archief plaatst. Closed, staat erop. Ik vraag me altijd af wat die dozen herbergen. Hoe lang ze bewaard blijven, en voor wie eigenlijk.
Letterenhuis © Joris Luyten
Het Letterenhuis bezit kilometers dozen van zuurvrij karton, die bij elkaar een groeiend geheugen van de Vlaamse literatuur vormen. Een dag voor mijn bezoek is de literaire nalatenschap van Hugo Claus gearriveerd. Meer dan tweeënveertig dozen telt het, vol handschriften, notities, foto's, briefwisselingen, vroege versies van Het verdriet van België. Een goudmijn voor biografen en onderzoekers, inclusief nooit eerder geopende dozen. Pikante dagboeken? Ongetwijfeld. Maar die moeten nog even gesloten blijven. Te gevoelig.
Het begon allemaal met de grote Vlaamse volksschrijver Hendrik Conscience, vertelt medewerker Jan Robert, terwijl hij me door de rijen archiefkasten loodst, af en toe draaiend aan een hendel om kasten per rail te verplaatsen en nieuwe doorgangen te creëren. In 1912 werd, ter gelegenheid van Consciences honderdste geboortedag, een grote tentoonstelling rond zijn werk georganiseerd. Die was zo populair dat het idee ontstond voor een Conscience-museum. Dat werd uiteindelijk, in 1933, het ‘Museum van de Vlaamsche Letterkunde'. Sinds 2002 draagt het zijn huidige naam, die past bij de kerntaak: het preserveren van literair erfgoed.
Aangekomen bij de C van Conscience laat Jan me het originele handschrift van De Leeuw van Vlaenderen zien. Geschept papier van bijna 180 jaar oud, vergeeld en een beetje poreus, zwierige zwarte letters, vastberaden doorhalingen. Hoe bewaar je zoiets het beste? Weinig licht, vertelt Jan, een constante temperatuur van zeventien graden, droge lucht. En de papieren mogen gewoon aangeraakt worden met blote hand: huid is minder beschadigend dan textiel.
We slalommen door de bommenvrije kelder, gebouwd in de jaren vijftig, nadat in 1944 een groot deel van het gebouw werd verwoest door V2-raketten. Af en toe trekt Jan een doos uit de schappen. Kijk, het archief van Jef Geeraerts. Mappen vol krantenknipsels en een handgeschreven eerste versie van Black Venus, ontroerend voorzien van een zelfgemaakte kartonnen kaft. En kijk, de dozen van Seuphor, pseudoniem van Ferdinand Louis Berckelaers, kunstenaar en schrijver van dadaïstische poëzie en boeken over abstracte kunst; tijdgenoot van Paul van Ostaijen en E. Du Perron, en gehekeld door beiden. Zoals Du Perron het bondig formuleerde in zijn vijfde Cahier van een lezer: ‘Onwetender modernist en groter windbuil heb ik nooit ontmoet.' (foto: Letterenhuis © Joris Luyten)
Er gaat een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit van zoveel tastbare, en verrassend levendige, literatuurgeschiedenis. Er zijn ontelbaar veel dwarsverbanden te leggen tussen al die archieven: vetes en correspondenties, literaire vriendschappen en romances - het archief van Herman de Coninck liefdevol op de plank boven dat van Kristien Hemmerechts. Toch gaat er ook iets ontoereikends uit van al dat bewaarde papier. ‘De literaire erfenis die ik als schrijver nalaat, is van geestelijke aard en kan als zodanig in geen enkel archief worden bewaard,' schrijft Jeroen Brouwers in een gelegenheidsuitgave van het Letterenhuis. ‘... Het stemt me melancholiek, al dat papier, dat mijn leven is geweest, terug te zien als iets doods terwijl het toch nog een beetje ademt.'
Melancholie, ja, dat is het juiste woord. Maar dan toch liever melancholie dan vergetelheid. Dat weet Jeroen Brouwers natuurlijk donders goed.
Na een aantal uren ondergronds pak ik de tram naar het Middelheimmuseum, een beeldenpark van dertig hectare net buiten de Ring van Antwerpen. De dag is helder, heel licht raakt de zon het park aan, net niet warm maar met de belofte van zachtheid.
Sinds de eerste tentoonstelling in 1950 is het (gratis) openluchtmuseum voor beeldhouwkunst een feit. Rodins Balzac uit 1898 - het Middelheim is de trotse eigenaar van één van de vijf bestaande kopieën - is het vroegste werk in de collectie, die verder bestaat uit kunst van kanonnen als Alexander Calder, Franz West en Barbara Hepworth, maar ook uit werk van hedendaagse kunstenaars die speciaal iets voor het park maakten. De hele collectie bestaat uit zo'n vierhonderd beelden, waarvan ongeveer de helft is opgesteld.
Het uitgestrekte park is rustig op deze dinsdagmiddag in februari, ik heb de beelden bijna helemaal voor mezelf alleen. Rondom het omwaterde kasteel (nu café en museumwinkel) staan twintigste-eeuwse beelden - van François Pompons vriendelijke ijsbeer uit 1922, tot Marino Marini's woeste Miracolo uit 1951: een achterover tuimelend paard en zijn ruiter, allebei even machteloos ten overstaan van de zwaartekracht.
In een ander deel van het park staan recentere werken. De Amerikaanse kunstenaar Matt Mullican liet stenen graveren met wonderlijke pictogrammen, die veel lijken te willen betekenen maar dat net niet kunnen. De Belgische installatiekunstenaar Honoré d'O spande bundels draden tussen een aantal bomen. De draden worden in beweging gebracht door een motor, maar ook door de wind, en als je heel goed kijkt zie je hoe de takken mee bewegen, als de vingers van een slapende baby.
Ai Weiwei - The Bridge With No Name © Joris Casaer
Ai Weiwei's Bridge without a name bewaar ik voor het laatst. Het is een klassiek houten bruggetje over het water, dat hij maakte van een bestaande brug uit het park. De ongelijkmatige planken van het dek, lees ik, vormen samen de contouren van China. Ik moet denken aan een raadsel dat me als kind oneindig intrigeerde, over een brug met een waarschuwingsbordje: Niet meer dan één persoon tegelijk. Een man stapt de brug op, alleen, maar die begeeft het toch.
Ik was te jong om het antwoord te begrijpen, maar ik weet dat ik me altijd een Chinese man voorstelde, en een Chinese brug, en daaromheen Chinese bergen. Op Weiwei's brug sluit ik even mijn ogen. Met een beetje verbeelding klinkt hier de snelweg als een rivier.
Niña Weijers (1987) studeerde literatuurwetenschappen in Amsterdam en Dublin. Ze won de schrijfwedstrijd Write Now! in 2010 en werkte enkele jaren als programmamaker bij SPUI25 in Amsterdam. Ze schrijft voor De Groene Amsterdammer, is redacteur bij De Gids en maakt samen met Simone van Saarloos de talkshow Weijers & Van Saarloos. Haar debuutroman De consequenties (2014, Atlas Contact) werd genomineerd voor de Bronzen Uil, won de Anton Wachterprijs 2014 en staat op de shortlist van de Libris Literatuurprijs en de Gouden Boekenuil.
Niña Weijers © Merlijn Doomernik