Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
deBuren stuurde twee jonge schrijfsters naar interessante musea over de grens. Niña Weijers ging naar Vlaanderen, Heleen Debruyne spoorde naar Nederland. Reist u ze achterna? In deze eerste aflevering staat, uitzonderlijk, Bergen centraal. Deze Waalse stad in de Borinage is dit jaar culturele hoofdstad en was essentieel voor de artistieke ontwikkeling van Vincent van Gogh. Zin gekregen om zelf te gaan?
WIN!
Wilt u kans maken op een duoticket voor deze musea in Bergen? Stuur dan voor 28 april 2015 een mail met onderwerp 'Weijers Bergen' naar info@deburen.eu en vermeld duidelijk uw volledige naam en postadres. U krijgt van ons bericht als u gewonnen heeft.
Vind hier het overzicht van alle steden en musea.
Ik zit in de trein van Brussel naar de Borinage, de Waalse mijnstreek waar de jonge Vincent van Gogh twee armoedige jaren van zijn leven doorbracht. Hij was nog geen kunstenaar maar al wel maatschappelijk mislukt: ontslagen als bediende van kunsthandel Goupil & Cie in Den Haag, gesjeesd theologiestudent in Amsterdam, niet aangenomen aan de evangelistenopleiding in Laken. In de Borinage werkte hij, vrijwillig, als lekenpredikant voor de mijnwerkers. Op een dag daalde hij af in de diepe mijnschacht van Marcasse, en daar, vanaf zevenhonderd meter onder de grond, keek hij omhoog, en de buitenwereld was zo klein geworden als een ster in de donkere hemel.
De trein rijdt hortend en stotend door het landschap. We remmen af, maken vaart, komen op ogenschijnlijk willekeurige momenten abrupt tot stilstand. We passeren Tubize, Braine-le-Comte, Soignies. Aan elkaar gelijmde rijtjeshuizen van lichte baksteen staan in het gelid, achtertuinen aan het spoor, bushaltes, prullenbakken, winkelcentra: chic et pas cher. We staan een tijdje stil naast twee flatgebouwen. Een ervan is bewoond, de ander onttakeld. De onttakelde flat heeft alleen nog maar zijmuren, alle woningen zijn doorkijkdoosjes geworden. Overal wonen mensen, denk ik, altijd, ook op plekken als deze.
BAM © Gregory Mathelot
Bergen (Mons) is dit jaar culturele hoofdstad van Europa. ‘En 2015, je suis Montois, et toi?' vraagt een groot billboard me als ik de stad in loop. In het Museum voor Schone Kunsten (BAM) wordt Van Gogh geëerd met een tentoonstelling over zijn tijd in de Borinage. Het was hier dat hij - een man die, toegegeven, nog maar weinig te verliezen had - koos voor het kunstenaarschap. ‘Ik ben een man van harstochten,' schreef hij in 1880 aan zijn broer Theo, ‘in staat en geneigd om min of meer onzinnige dingen te doen waarvan ik soms wel min of meer spijt hebt. Maar moet je je dan beschouwen als een gevaarlijk mens en ongeschikt voor wat dan ook? Dat denk ik niet. Maar het is zaak met alle middelen te proberen die hartstochten goed te gebruiken.'
En dus pakte hij Charles Bargues Cours de dessin erbij en ploegde zich met pijn en moeite door diens verhandelingen over perspectief en anatomie. Hij kopieerde prenten van Jean-François Millet en bestudeerde nauwgezet het werk van de door hem bewonderde Waalse schilders Eugène Boch en Constantin Meunier. De meeste van zijn vroege tekeningen vernietigde hij later, maar een paar ervan zijn toch bewaard gebleven. Wat meteen duidelijk wordt als je naar die prille tekeningen kijkt: Van Gogh was geen natuurtalent. Zijn ‘Café au charbonnage' uit 1878 lijkt wel een kindertekening, zo knullig, zo onbeholpen niet-kloppend.
BAM - Van Gogh-tentoonstelling © Jean-Francois Berhin
De Van Gogh-tentoonstelling is met veel liefde en aandacht in elkaar gezet, en biedt een daadwerkelijk nieuwe blik op het werk van een overbekende kunstenaar. Niet alleen worden er veel vroege en minder bekende Van Goghs getoond, er is ook veel moeite gedaan om inzichtelijk te maken hoe hij ploeterde om dat vervloekte tekenen onder de knie te krijgen, hoe verbazingwekkend vlug hij vooruitgang boekte en een eigen stijl ontwikkelde, hoe hij een fascinatie opvatte voor de geharde koppen van de mijnwerkers.
Ik breng mijn gezicht heel dicht bij die eerste lullige tekening. Het potlood is veel te hard in het papier gedrukt zodat het grafiet, bijna anderhalve eeuw later, nog altijd zilverachtig glanst. Ze ontroeren me, die dikke potloodlijnen, zo veel te definitief op papier gezet. Een suppoost gebaart dat ik niet zo dichtbij mag komen.
Het dorpje Hornu ligt zo'n vijftien kilometer van Bergen, maar het loont de moeite om een stop te maken bij Le Grand-Hornu, een voormalig mijnbouwcomplex dat sinds 2012 is opgenomen in de UNESCO-lijst van werelderfgoed. De bus zet me af bij een hypermarché op de hoek van de autoweg Rue Sainte-Louise; een lange straat met aan weerszijden een trits identieke negentiende-eeuwse arbeidershuisjes. Aan het eind van de straat doemt het imposante Grand-Hornu op, dat niet alleen een fabriek was, maar eigenlijk een stad-in-een-stad, met woonplaatsen, kantoren, pleinen en de allereerste spoorwegen van België, waarop door paarden getrokken wagens de steenkool vanuit de mijnen naar het kanaal vervoerden.
Le Grand-Hornu © De Gobert
Filip Depuydt, medewerker van de site en groot kenner van de Borinagestreek, de mijnbouw én Vincent van Gogh, leidt me rond. Via de centrale ingang komen we op een vierkant plein, met daaromheen de voormalige paardenstallen, een hooimagazijn en het zogenaamde lampenmagazijn, waar de mijnwerkers hun gereedschap kwamen halen. Daarachter ligt een reusachtig ovaal plein, met links het machineatelier en rechts het ingenieursgebouw.
Le Grand-Hornu - ovaal plein © De Gobert
Alles, vertelt Filip, is gebouwd tussen 1810 en 1830, in neoklassieke stijl om het complex te voorzien van de gepaste grandeur. Gloedvol vertelt hij over Henri De Gorge (geboren Degorge), de kolenhandelaar die in 1810 de disfunctionele concessie kocht en net zo lang op zoek ging naar steenkool totdat hij, na vier kansloze putten, een vijfde boorde die hem rijk maakte. De Gorge stierf in 1832 aan cholera, maar de mijn bleef tot 1954 in functie.
De site werd jaren verwaarloosd, maar werd uiteindelijk grondig opgeknapt en opengesteld voor publiek. Sinds 2002 is er ook het strakke, minimalistische MAC's te vinden: het museum voor hedendaagse kunst van de Franse gemeenschap in België. Vanaf half maart openen ze met een grote tentoonstelling rond het werk van de Franse kunstenaar Christian Boltanski.
Le Grand-Hornu - MAC
Door de Rue Sainte-Louise loop ik terug naar de bushalte. Het sneeuwt. Achter de ramen van de arbeidershuisjes zie ik licht en flikkerende televisies. Een klein hondje rent keffend langs mijn benen. Ik vraag me af hoe het is om in 2015 in Hornu te wonen, en wat er is overgebleven voor de kleinzonen van de mijnwerkers.
Niña Weijers (1987) studeerde literatuurwetenschappen in Amsterdam en Dublin. Ze won de schrijfwedstrijd Write Now! in 2010 en werkte enkele jaren als programmamaker bij SPUI25 in Amsterdam. Ze schrijft voor De Groene Amsterdammer, is redacteur bij De Gids en maakt samen met Simone van Saarloos de talkshow Weijers & Van Saarloos. Haar debuutroman De consequenties (2014, Atlas Contact) werd genomineerd voor de Bronzen Uil, won de Anton Wachterprijs 2014 en staat op de shortlist van de Libris Literatuurprijs en de Gouden Boekenuil.
Niña Weijers © Merlijn Doomernik