Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Vlammend betoog van een kunstenaar tegen de bureaucratische behandeling van kunst

Na veel theaterwerk speelt Naomi Velissariou voor het eerst in een tv-reeks: Chaussée d'Amour. De Standaard zocht haar op en blikte terug op het vlammend betoog waarin de actrice tijdens het openingsfeest van BesteBuren vorig jaar van wal stak tegen de bureaucratisering van de kunst. 'Geef ons plekken, geen potjes. Vertrouw de kunstenaars de kunst toe.'  Erg moedig en doeltreffend want in de zaal zaten ministers en beleidsmakers. Een must read voor alle culturele spelers. We diepen de tekst op uit onze archieven.
Door Naomi Velissariou en Michael Bijnens op 2 jun 2016
Tekst
Cultuurbeleid
BesteBuren


Tijdens het openingsfeest van BesteBuren op 8 februari 2015 hield actrice Naomi Velissariou een vlammend betoog tegen de bureaucratische behandeling van kunst. Een ijzersterk theatraal statement dat ze samen met Michael Bijnens geschreven had. Erg moedig en doeltreffend want de eerste rijen van de zaal waren bezet met ministers en beleidsmakers.

In een interview met De Standaard (verschenen op 28 mei 2016) naar aanleiding van haar rol in Chaussée d'Amour (Velissarious eerste optreden in een tv-reeks), blikt ze terug naar die speech:

Ik was gevraagd om op de openingsceremonie een stukje theater te tonen. Het voelde aan alsof ik een kunstje moest opvoeren in ruil voor weer maar eens zo'n eenmalig geldpotje. Ik had geen zin om de dankbare kunstenaar uit te hangen. Dus heb ik een speech geschreven over hoe het is om als Belg in ­Nederland te werken, waar je allemaal achteraan moet hollen en wat er misloopt in de beide subsidiesystemen. Toen ik die speech aan het schrijven was, had ik geen idee wie er allemaal zou zijn. In de voorbereidende mails stond Abdel, Annelies, Geert en Sven. Ik had er niet bij stilgestaan dat het om Geert Bourgeois, Annelies Verbeke, Abdelkader Benali en Sven Gatz ging. (lacht hartelijk) Dus net na Geert Bourgeois die al die grensoverschrijdende projecten loofde, kwam ik hen even vertellen wat er allemaal kut was aan het systeem. Ach, ze vonden het leerzaam en een week later mocht ik op ontbijt bij Gatz. (Naomi Velissariou in De Standaard)


'Vertrouw de kunstenaars de kunst toe,'
pleitte actrice Naomi Velissariou. Lees hieronder het volledige betoog.


© Jean van Lingen


BesteBuren,

Mijn naam is Naomi Velissariou. Ik maak theater.

Dat is een kunstvorm waarbij mensen zich verkleden, verf op hun gezicht smeren, teksten vanbuiten leren en in het onmisbare bijzijn van anderen het bodemloze gat induiken waarboven wij als mens een beschaving hebben gebouwd.

Hier theater maken leek mij onmogelijk. In plaats van theater serveer ik u daarom op boekhouding.

Twee weken geleden zat ik aan de telefoon met mijn accountant om mijn eerste grensoverschrijdende belastingaangifte te betreuren, toen ik in paniek raakte bij de gedachte om u hier vandaag toe te spreken. Dat ik toch geen kunst op bestelling mocht leveren, dat een organisatorische wens nooit tot een artistieke uiting kon leiden, dat ik niet onderhoudend wilde zijn maar echt een inhoudelijke bijdrage wilde leveren aan zo'n middag als deze en dat ik mij afvroeg of dat tussen de feestelijkheid van ministers, pers en muzikale optredens wel wenselijk was.

Ik sta hier als kunstenaar. Niet als Belg, Hollander, ondernemer, culturele innovator, community artist of creative industrialist maar gewoon, als kunstenaar.

Na 2,5 uur beëindigde mijn conflictvermijdende accountant zwaar geïrriteerd ons telefonisch treffen. Ik stond midden in de woonkamer (ik ijsbeer als ik bel), keek naar een schoenendoos vol ongesorteerde horecabonntejes op de grond en werd naar mijn iPad toegedreven. Ik sta hier vandaag met diezelfde iPad, waarvan ik de btw weg kan strepen tegenover de btw die ik afdraag en die voor mij in directe zin als aftrekpost zou dienen, gesteld dat mijn inkomen hoger zou zijn dan mijn startende ondernemersaftrek. Ik sta hier dus met mijn Ipad en ik sta hier in naam van mijzelf. Niet als visitekaartje van een geslaagde Nederlands-Vlaamse culturele kruisbestuiving maar als kunstenaar, toevallig in Limburg geboren en iets minder toevallig in Amsterdam aan het werk. Een kunstenaar dus. Geen Belg, geen Hollander, geen ondernemer, geen culturele innovator, geen community artist, geen creative industrialist maar gewoon, een kunstenaar. Een kunstenaar die vanuit zichzelf naar de wereld kijkt en die die blik probeert vorm te geven.

 

EEN BOEKHOUDKUNDIGE BIOGRAFIE

Een kunstenaar die gevraagd werd om hier 10 minuten te praten en die van die 10 minuten gebruik gaat maken om haar eigen bestaan tot dusver te overzien. Vergeef mij als een tussen twee overheden gesloten verdrag mij niet tot de meest kunstzinnige uiting van mijn carrière heeft weten te drijven. Wat volgt is een soort boekhoudkundige biografie. Een politiek en fiscaal levensverloop in prozavorm.

Het is een zomer in Antwerpen aan het begin van deze eeuw. Ik krijg het aan de stok met Dora van der Groen, wissel het theater in voor iets nuttigs op een universiteit en vind daarin weinig voldoening. Mijn blik op de wereld heeft beweging nodig en met twee voeten onder tafel kan ik geen kant op. Tot zover de proloog.

Vijf jaar en een echt diploma later val ik terug in de armen van mijn eerste beroepsliefde: ik ga naar de Toneelacademie Maastricht. De vrouw in de toga is hier gewoon een man met een stok. Hij heette René Lobo en gisteren hebben we met pijn in ons hart afscheid van hem genomen.

In Amerika lopen volgevreten bankiers huilend over straat met een lege kartonnen doos en vanuit Vlaanderen hoor ik vaag iets over hoe Bourgondiërs de kaasschaaf invoeren.

Maastricht. Een provinciale vulkaan van verbeelding barst uit. Berichten uit de buitenwereld lijken veraf. In Amerika lopen volgevreten bankiers huilend over straat met een lege kartonnen doos en vanuit Vlaanderen hoor ik vaag iets over hoe Bourgondiërs de kaasschaaf invoeren. Ik krijg een baantje als receptioniste, stufi en een ovchipkaart. Ik drink een vaasje Grolsch en spreek naar het einde van de zin.

Herfst. Een nieuw decennium. Er verschijnt een zekere Mark Rutte op het toneel. In mijn hoofd maakt hij zijn entree op de fiets. Er komt een afbetalingsplan voor dat gedoe met die banken. We doen dat op de een of andere manier met zijn allen.

Voorjaar. Locatietheatermakers doen hun sjaals om en gaan op een Terschellings strand staan in de vorm van een groot kruis. De Mars der Beschaving is begonnen. Ik begin een landelijke actiegroep met kunstvakstudenten, schrijf een manifest samen met een Palestijns-Nederlandse oude bekende uit Antwerpen en ontmoet ergens in het gedruis mijn huidige werkgever: productiehuis Frascati.

 

MIJN BUREAUCRATISCHE ONTMAAGDING

De mars komt ten einde, vrienden bezetten het Binnenhof niet en ik speel een Vlaamse voorstelling in Amsterdam. Daar blijf ik tijdens de zomer en schrijf i.p.v. een manifest een aanvraag voor een talentonwikkelingsbeurs uit Belgisch-Limburg. Ik krijg de beurs. Met de beurs schrijf ik een plan. Mijn bureaucratische ontmaagding is een feit.

Mijn hele afstudeerjaar lang loop ik rond met dat plan. Ik doe een stage in Amsterdam en een stage in Gent. Halbe Zijlstra doet uitspraken die ik niet wil herhalen, Bart De Wever wordt burgemeester van Antwerpen en doet uitspraken die ik niet wil herhalen.

Ik leg mijn met Vlaams-Limburgs geld geschreven plan voor aan een Rotterdams gezelschap van Maastrichtse collega's. Verder heul ik met dat plan langs stad en land. Ik klop aan bij de Theatermaker Antwerpen, Campo Gent, STUK Leuven, Cmine Genk, Dommelhof Neerpelt, productiehuis Rotterdam en Frascati Amsterdam. Van de zeven aangeklampten zeggen er 5 toe en mijn eerste Vlaams-Nederlandse coproductie wordt geboren.

Vervolgens doe ik met dat coproductiegeld namens het Rotterdamse gezelschap een projectsubsidieaanvraag bij een NFPK, het Nederlandse Fonds voor de Podiumkunsten. De aanvraag wordt gehonoreerd en met de projectsubsidie plus de steun van de coproducenten repeteren we in een Neerpelts bos, gaan in première in Leuven en touren doorheen heel Nederland.

Intussen is de man op de fiets herkozen en zijn de productiehuizen geschrapt. Nederlanders om me heen praten over een hereninging met mijn thuisland en realiseren zich daarbij niet hoe bespottelijk ze zijn. Ik verhuis mijn hele boekhouding terug naar België uit angst voor de kaalslag van ...

Rutte II.

Ik ben nog steeds Naomi I en als Frascati na mijn afstuderen toch nog bestaat, mag ik van mijn plan een traject maken. Ik studeer af en stap voor het eerst op een zinkend schip. Tot op heden houden we de boel drijvend.

Ik ontdek dat wat in Vlaanderen sociale zekerheid heet, hier sociale zekerheid wordt genoemd.

Herfst in Amsterdam. Een hoop gedoe met een girorekening, zorgverzekeringspolis en 010adres. Ik ontdek dat wat in Vlaanderen sociale zekerheid heet, hier sociale zekerheid wordt genoemd.

Ik vraag projectsubsidie aan in Vlaanderen. Ik krijg projectsubsidie maar moet die later weer teruggeven om redenen die ik tot op vandaag niet heb kunnen achterhalen. (Iets met een administratief-juridisch-technisch Nederlands-Vlaamse asynchrone boekhouding. Denk ik.)

Ik maak voorstellingen bij Frascati. Over mijn familie in Genk, mijn liefde in Antwerpen en het leven na de dood.


EEN BRIEF AAN JET BUSSEMAKER

Halbe Zijlstra heet nu Jet Bussemaker. In haar staat van het theater vraagt ze of wij een constructieve gesprekspartner van de overheid willen zijn.

In de lente schrijf ik met wat vrienden een brief aan Jet Bussemaker met de vraag om ons de kunst van de toekomst toe te vertrouwen.

De brief heeft effect. Wat volgt is een plan. Met rugzakjes, leningen en coaches. Wij beleggen een spoedvergadering in de Smoeshaan. Een paar glazen Heineken later: een tegenvoorstel. Er wordt gelobbied. Met effect. Het tegenvoorstel wordt aangenomen.

Ik krijg hoop, doe een aanvraag voor een tweejarige jongemakersregeling bij het NFPK, ruil mijn kunstenaarsstatuut in voor een VAR en het wordt weer zomer.

 

ONDERTUSSEN IN VLAANDEREN

Joke Schauvliege heet intussen Sven Gatz en ik sta met 2 Amsterdamse producties op een Oostends theaterfestival. Op de slotdag van dat festival trekt een schaduw over het terrein als de eerste vrijwilliger met De Morgen onder de arm een koffie bestelt. Op de voorpagina staat dat er vijf miljard wordt bespaard.

Een dag later: de prijsuitreiking. In dezelfde krant zegt iemand dat kunst en cultuur waarde hebben en belangrijk zijn maar eigenlijk tot niets dienen, behalve dan algemene tevredenheid.

Ik win een prijs en drink een Duvel. Belgische collega's informeren bij mij of er nog werk is in Amsterdam. Met een vermoeide glimlach stap ik op een trein naar het Noorden.

 

EEN BRIEF VAN HET NFPK

Thuis vind ik een brief. Van het NFPK. De commissie merkt op dat mijn werk zich in aanzienlijke mate onderscheidt binnen het bestaande landelijke aanbod maar beoordeelt mijn ondernemerschap als zwak en mijn rol als maker in mijn talentontwikkelingstraject als passief. De aanvraag wordt op basis hiervan afgewezen.

Ik vloek. Ik bouw een feestje. Ik vloek. Ik maak. Ik breek af.

Najaar. BesteBurenjaar. Iedereen is er op het openingsfeest in Rotterdam.

 

VAN VLAANDEREN NAAR NEDERLAND EN TERUG OP EEN ZINKEND SCHIP

Het maakt niet uit waar ik naartoe ga. De afgelopen 5 jaar ben ik even vaak gewisseld van land als van bureaubladachtergrond. Enkel Vlaamse journalisten vragen me nog steeds wat ik in Holland zoek dat ik in Antwerpen niet vinden kan en enkel soevenierwinkelhouders zien me nog aan voor een dagjesmens in de Jordaan.

Ik ben geen visitekaartje maar een vluchteling. Ik troost mij met de gedachte dat de meeste artiesten uit de annalen der mensheid ooit zijn gemigreerd.

Maar de absolute vanzelfsprekendheid waarmee ik onze staatsgrenzen doorkruis heeft veel weg van een schip dat aan twee kanten zinkt en waarbij de reddingsvesten zich op het voorsteven bevinden en de sloepen zelf aan de achterkant. Als ik niet de hele tijd over en weer ren, dan red ik het niet. Nu kunnen we onszelf vrolijk maken dat we ervoor gezorgd hebben dat het dek vrij genoeg is om rond te blijven rennen, er ligt weinig in de weg. Alleen is dat verdomde schip nog steeds aan het zinken. En dat schip is natuurlijk de kunst.

 

KUNST VS. CULTUUR

Kunst heeft weinig moeite met het oversteken van grenzen. Uit flagrant opportunisme maar ook vanwege zoiets als universele zeggingskracht. Zeker vandaag. Nu de landsgrenzen in Europa zijn verdwenen en die onnozele trein tussen Brussel en Amsterdam weer regelmatig rijdt.

Kunst is een duur woord. Elitair. Cultuur klinkt toegankelijker, nuttiger, gemakkelijker. Kunst is moeilijk. Kunst geeft zin. Dynamische signalering door thermochromische snelwegverf heeft nut. Zin en nut zijn niet hetzelfde. Kunst en cultuur ook niet.

Cultuur is wat ons uit de wildernis heeft gehaald, ons als mens heeft gespleten en ons in groepen heeft onderverdeeld. Groepen die allemaal streven naar een zekere graad van gelijkheid, oftewel identiteit. Cultuur is wat ons op onze buurman doet lijken en ons van de vreemdeling doet verschillen. Kunst is een voortdurende viering van het verschil. En daarom, paradoxaal genoeg, in staat om verschil te overbruggen.

Als een culturele samenwerking tussen Nederland en België zin heeft, dan is het in mijn ogen om de kunst aan de cultuur te doen ontstijgen.

Culturele samenwerking? Wat betekent dat precies, gesteld dat kunst grenzen doorbreekt die culturen in de eerste plaats hebben geschapen? Als een culturele samenwerking tussen Nederland en België zin heeft, dan is het in mijn ogen om de kunst aan de cultuur te doen ontstijgen. Overleven doet kunst altijd. Als het niet in Nederland of België is, dan in Duitsland, Frankrijk of Engeland.

 

VERTROUW DE KUNSTENAARS DE KUNST TOE

Kunstenaars zullen zichzelf altijd opnieuw blijven uitvinden. Maar ze hebben daarvoor meer nodig dan alleen potten met geld. Kunst moet ruimte bezetten. Huizen bewonen, productieplatformen creëren, festivals doen leven, concertzalen vullen, bibliotheken bestormen. Plekken hebben we nodig, plekken waar een verhaal kan rijpen, een praktijk langzaam kan groeien, experimenten gewoon mogen falen, erfgoed kan worden geconserveerd, talent kan worden ontwikkeld en waar voor mijn part zelfs aan cultureel ondernemerschap kan worden gedaan.

Laat ons niet dolend achter in een landschap van topinstituten maar geef ons plekken waar we op onze voorwaarden serieuze allianties kunnen aangaan met een stad, een land en de samenleving. Laat ons niet als een stel opportunistische grabbelaars van potje naar potje hobbelen. Laat deze culturele samenwerking niet nog een potje zijn. Laat ons niet drijven of vluchten maar wortel schieten. Vertrouw de kunstenaars de kunst toe. Zodat er straks nog iets te bespreken valt bij een Belgisch speciaalbier en bitterballen van Holtkamp. Zodat er iets ongrijpbaars overblijft, iets dat niet door beleid kan worden besteld, zodat we iets niet kunnen vinden, zodat een cirkel niet rond is en we niet aan de waarheid ten onder gaan.

 

Naomi Velissariou & Michael Bijnens

Dit betoog werd voor het voetlicht gebracht op 8 februari 2015 bij de start van BesteBuren, een feestjaar waarin de culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen gevierd werd.

 

 


Vertel het verder: