Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
In oktober vertrok de jonge filmmaker Michiel Robberecht naar de Congolese jungle om met lokale krachten een film te maken die vrij geïnspireerd is op het theaterpersonage Peer Gynt. Daarnaast installeert hij een kleine cinema als modern kampvuur, een ontmoetingsplek voor verhalen. Ciné Peer is een zoektocht in de afgelegen brousse naar de jongen die zichzelf betoverde door de magie van zijn eigen heldenverhaal. Volg vanaf nu Michiels verhalen op de website van deBuren.
Het zweet parelt over mijn voorhoofd en mijn hemd plakt aan mijn rug. Hier sta ik dan in Kinshasa, zwetend voor een grote blauwe poort waarachter het oude huis van mijn grootouders schuilgaat. Als kind herinner ik me hoe mijn oma steeds tijdens haar jaarlijkse zomerbezoek uit Congo over deze plek vertelde. Een huis bovenop een heuvel met zicht op Kinshasa en zijn stroom. Verhalen die tot op de dag van vandaag in mijn hoofd zijn blijven ronddwalen, en die me onder meer zover hebben gekregen om in het midden van de jungle een film te maken. Dat is mooi, en momenteel sta ik op het punt om de poort van één van deze verhalen in de werkelijkheid te openen.
Mijn vuist bonst op de poort en het gebonk weerklinkt door het huis. Na enkele minuten wachten hoor ik iemand in de richting van de poort sloffen. Door een klein gaatje aan de scharnieren van de poort verschijnen plots de donkere ogen van een klein mager mannetje. 'Oui?' Vol enthousiasme vertel ik hem dat ik de kleinzoon ben van monsieur Ruttens, de oude eigenaar van dit huis. Het is even stil en mijn enthousiasme wordt beantwoord met een neutraal 'mmmh'. Hij vertelt me dat de bewoners niet aanwezig zijn en dat ik aan het einde van de dag misschien nog eens kan proberen.
Enkele uren later sta ik weer voor dezelfde poort. Ik laat mijn vuisten neervallen en nogmaals weerklinkt het gebonk door het huis als het luiden van een kerkklok. Weer moet ik enkele minuten wachten alvorens de donkere oogjes in de smalle sleuf van de poort verschijnen. De man reageert verbaasd dat ik er opnieuw sta, en zegt licht geagiteerd: 'Mais monsieur, qu'est-ce que tu veux?' Ik leg hem de situatie uit en na lang aandringen besluit hij toch een bewoner erbij te halen. Ook aan hem doe ik mijn verhaal en uiteindelijk komt het verlossende luisterspel van het klikken van het slot en het moeizame piepen van de poort. Ik stap binnen in de tuin en voor mij doemt een tweede poort op. Deze is mij beter gezind. Iemand heeft namelijk al zijn goede humeur bijeen geraapt om met grijze duck tape de letters van 'soyez les bienvenues' te vormen. Ik merk hoe de ene poort de andere niet is.
Op het terras van het huis aangekomen word ik meteen aangewezen om me op een stoel neer te zetten. De bewaker en de twee bewoners van het huis komen voor me staan en hun argwanende licht agressieve blikken creëren een ongemakkelijke stilte. Ik besef hoe achter mij zich het uitzicht bevindt waarover ik als kind telkens weer hoorde spreken. Een uitzicht dat mij al vroeg een verbeelding gaf die de romantische plaatjes van Caspar David Friedrich vlot overtreffen. Momenteel bevind ik mij in diezelfde tuin, met drie mannen voor mij die mijn aanwezigheid allerminst op prijs stellen en zonder dat ik nog maar één kans heb gekregen om dat ene panorama zelfs maar even te aanschouwen. Soms verloopt een scène die je in je fantasie al verscheidene malen hebt ingeoefend in werkelijkheid anders dan je je had voorgesteld, maar dat is niet erg, het creëert perspectief.
De twee bewoners vragen om te bewijzen dat ik wel degelijk de kleinzoon van monsieur en madame Ruttens ben. Ze verdenken me ervan dat ik hen voorlieg en hier met andere bedoelingen ben. Terwijl ik tijdens het verhoor met een grote vanzelfsprekendheid hun vraagjes beantwoord, zie ik mezelf zitten en voel ik mijn eigen absurditeit aan. Jarenlang bestond dit huis en dit land in mijn hoofd echter dan het nu werkelijk is. Voor mij zie ik nu drie mannen staan met een zekere angst in hun ogen. Naar alle waarschijnlijkheid vermoeden ze dat die vreemde blanke man voor hen dit huis waar zij in leven terug wil opeisen. Het verhaal van mijn familiegeschiedenis in Congo, dat altijd als een wolk boven me zweefde, daalt plots in me neer. Omsingeld door het oude huis van mijn grootouders en drie argwanend kijkende Congolezen word ik geconfronteerd met de complexiteit van het leven als westerling in een land waar negenennegentig procent van de bevolking een andere huidskleur, cultuur, en levenstandaard heeft. Ik voel me gevangen in een sociaal web waar goede bedoelingen en achterdocht in voortdurend conflict met elkaar staan. Terwijl ik de drie mannen aankijk besef ik dat zowel zij als ik oog in oog staan met de verlangens en de daaraan gekoppelde tegenstrijdigheden die een leven hier als westerling met zich meebrengt. En neen, dat is niet slecht, ook dat creëert perspectief.
Even neem ik mijn tijd en laat ik een stilte vallen. Ik voel dat het op dit moment niet slecht is om woorden achterwege te laten, en de kracht van de stilte en het aanvoelen zijn werk te laten doen. Ik kijk de mannen aan, en zij kijken terug. In de uitwisselingen van de blikken tracht ik even te laten zien wat ik echt voel. Sympathie voor en verbondenheid met dit land, dit huis en de mensen die me omringen.
Plots gaat één van de mannen het huis binnen en even later komt hij weer buiten met een foto in de hand. De stilte en onze blikken lijken hun werk te hebben gedaan. Ik zie hoe hij in zijn hand een foto van mijn grootouders houdt. Onze ogen ontmoeten elkaar en het lijkt of ik nu pas werkelijk de ingang van de tweede poort heb gevonden. We lachen even naar elkaar waarna hij zijn hand naar me uitsteekt en breed glimlachend zegt: 'soyez les bienvenues'.
Even later draai ik me om en zie ik eindelijk het uitzicht waarover mijn oma me jarenlang vertelde en waar ik als kind nachtenlang over droomde. Door de jaren heen is het zicht een beetje vertroebeld door de bomen die hoog rond de tuin zijn gegroeid. Maar tussen de bomen door zie ik het adembenemende beeld van Kinshasa en hoe verder de Congostroom als een gigantische levensader de Congolese jungle inglijdt. Ik voel dat het allemaal goed is terwijl de man, die nu het huis van mijn grootouders bewoont, en ik glimlachend naast elkaar staan. Samen piepen we door de bomen heen, beiden met hetzelfde verlangen. Het verlangen om diep vanbinnen die grote stroom van ons leven af te varen en de donkere onbekende hoekjes van dat bos te verkennen. Niet vergetend dat je soms twee poorten nodig hebt om ergens welkom geheten te zijn.