Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Leen Verheyen bezocht tijdens de Parijsresidentie in 2013 het Mémorial de la Shoah en liet zich daar insprireren tot het schrijven van een reeks gedichten. Bij deze een selectie, over aan elkaar gepuzzelde bomen, boekmensen en het proberen te lijmen van jezelf. Een reeks poëzie om bij te kunnen herinneren.
ik heb een tak
van de boom genomen
en het uiteinde geslepen
ik schrijf geen woorden
op de grond
ik schrijf
wat ik niet begrijp
het bos is stil
zelfs de vogels zwijgen
zijn getuige van de tekeningen
die ik maak op de grond
wat ik niet begrijp
heeft geen woorden nodig
maar een taal
die zonder woorden spreekt
bij haar terugkeer
had ze slechts brokstukken gevonden
ze ging zitten
haar huid vertaalde zich
nam de vorm van een pantser aan
zich verzetten tegen de beelden
die zich op haar netvlies hadden vastgezet
kon ze slechts door steen te zijn
te vergeten wie ze was
en weer een kind te zijn
ik heb de bomen
weer aan elkaar gepuzzeld
spijkers in de stammen geslagen
elk deel van het omgehakte bos
heb ik met mijn eigen handen
een nieuwe plaats toegewezen
in de hoop dat het zou helpen
maar helpen deed het niet
op de muur staan zesenzeventigduizend namen
niemand weet nog wie die mensen zijn geweest
maar iedereen kent de beelden
waarop te zien is
hoe het eindigt
hoe een mens
geen mens meer is
hoe lichamen liggen gestapeld
als wrakhout
hoe namen eerst werden omcirkeld
en vervolgens
uitgewist
ik heb wanhopig geprobeerd
mezelf te lijmen
legde mijn oren weer te luister
tegen mijn hoofd
verzegelde mijn lippen
onder neus en ogen
leerde mijn voeten weer
mijn lichaam dragen
wat ik verloren ben
is onzichtbaar in de naden
in mijn vlees
deze lichamen zijn slechts kreupelhout
iemand heeft ze slordig gestapeld
straks zal vuur de takken likken
die ooit armen zijn geweest
wat achterblijft zal zijn naam hebben verloren
wat achterblijft
is slechts
kreupelhouten as
Boekmensen
ik heb mensen gesneden
uit de boeken die me lief zijn
ik heb mensen opgetrokken
uit woorden en uit taal
in de hoop dat ze
zachter zullen zijn
met poëzie in hun aderen
zullen ze niet langer fouten maken
dacht ik
ik dacht verkeerd
maar de boeken die mensen werden
vernietigen
kon ik niet
een deken
een trui
een paar schoenen
een hemd of twee
dat is wat ik heb
en ben geworden
de mensen die me dierbaar waren
zijn verdwenen
en al wat ik heb is dit
wat kledingstukken
warrige gedachten
ooit zal ik weer nieuwe kleren dragen
zal ik een oude man zoeken
en hem vader noemen
zal ik ergens aanbellen
en wanneer men opendoet
zeggen dat ik thuisgekomen ben
zou ik
mijn ogen
kunnen kleuren
en de wereld
anders zien
al wat rest is een muur
veel is het niet
maar het is genoeg
meer hebben we niet nodig
dan een herinnering
zo brengen wij de dagen door
gedachten wekken wij tot leven
zo blijven wij
vertellen verhalen
die niemand hoort
fluisteren
laten onze woorden meedragen
door de wind
die langs de muur schuurt
langzaam de stenen wegslijt
maar weten
deze muur zal hier nog zijn
wanneer men ons zal zijn vergeten
foto Leen © Marianne Hommersom
Meer weten over het residentieproject van deBuren? Klik hier.
Benieuwd wat de medereizigers van Leen schreven in Parijs? Klik hier.
Dit artikel ontstond op basis van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre.