Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
De Vlaamse Saar Fivez en Marianne Cap (samen het theatergezelschap Moeder Eik) werken in Venezuela aan een filmproject, samen met een groep jongeren met een moeilijke thuissituatie. deBuren zet hen graag in als verslaggevers ter plaatse.
Haat-liefde. Dat is nog zowat de beste omschrijving van onze verhouding met dit land. Het is hier prachtig, de mensen zijn warm, voor ons is het leven hier dankzij de wisselkoers van de zwarte markt zeer goedkoop én Venezuela is het land waar we eindelijk ons eigen ding doen ...
Vast in SAIME San Antonio
Melk en honing dus? Dat lijkt ons een iets te boude stelling.
Nog steeds trekken we geregeld verbaasd onze wenkbrauwen op. Zijn bepaalde zaken inherent aan de latinocultuur of is het Venezuela an sich? Het belang van politiek – en vooral haar figuren – uit zich in een voor ons ongekende emotionele betrokkenheid. Wenen aan het graf van één of andere politicus of in hongerstaking gaan vanuit ontevredenheid: we kunnen het onszelf moeilijk voorstellen.
Corruptie, zo horen we, blijkt al jaren schering en inslag en de regering houdt de schijn hoog op terwijl we maar al te vaak geconfronteerd worden met grote armoede. Ook wetteloosheid en het bijna dagelijks invoeren van nieuwe wetten gaan hier klaarblijkelijk hand in hand. Zelfs waar je wel en niet een tattoo mag zetten, is bij wet vastgelegd. Toch blijkt niemand zich daar echt druk om te maken en worden armen en nek duchtig bedrukt.
Wereldmerken (McDonald's, Burger King en consorten buiten beschouwing gelaten) vind je hier nauwelijks. Niet dat we dat missen. Wel zouden we graag wat meer charmante plekken zoals de Antwerpse koffiebars á la Caffénation of Kolonel Koffie tegenkomen. Helaas blinken de Venezolanen niet meteen uit in gezelligheid. Ons idee van een knusse bar gaat immers niet samen met tl-licht en ongemakkelijke stoelen ...
Waarom hechten we daar zo aan? Is het omdat in België de invulling van onze basisbehoeften vanzelfsprekend is dat we meer tijd en ruimte hebben voor ‘luxeproducten'? En ook, zullen we alles wat hier zo speciaal is (bloem, toiletpapier, mayonaise ...) na dit avontuur even gemakkelijk terug vanzelfsprekend vinden? We vragen ons soms af hoe snel we – eens terug op Belgische bodem – met onze beide voeten weer in de ‘realiteit van thuis' zullen staan.
Leven in Venezuela is geen evidentie. De traagheid en inefficiëntie werken ons soms op de heupen. Een vergadercultuur ontbreekt volledig en het gebeurt in een kantoor dat iedereen zonder blikken of blozen binnenloopt met ‘dringende vragen'. Voor ons is het alvast een oefening in zen blijven.
Aan de andere kant kunnen we wel wat leren van het aanpassingsvermogen en optimisme. Venezolanen leggen zich gewoonweg neer bij de lange rijen en de barricades, en zoeken hun eigen weg er doorheen.
Door de ontoegankelijkheid van de stad groeide de schaarste echter nog meer. De regering heeft na meer dan twee maanden haar spierballen laten rollen: het leger maakte schone kuis. Sommigen zeggen dat ze met meer dan driehonderd waren. Graafmachines, helikopters en veel mankracht zorgden in zeer korte tijd voor propere straten en opnieuw begaanbare wegen. Het is gek hoe snel we gewoon werden aan de barricades en hoe snel we de omgekeerde beweging opnieuw meemaken. De enige verandering die we merken tegenover vroeger is dat op alle belangrijke punten de Guardia Nacional heeft postgevat. Op een van de grootste kruispunten telden we minstens dertien guardias die erop toezien dat de straten niet opnieuw worden ingenomen door studenten of andere oppositiegezinden.
Winkels en hele shoppingcentra hebben eindelijk terug hun deuren kunnen openen. Hopelijk zijn de geslagen wonden niet te diep. Zo'n maandenlange pauze moet toch nefast zijn voor de economie?
Die economie draait duidelijk niet zoals het hoort. De overheid heeft zonet afgekondigd dat het minimumloon met dertig procent stijgt, maar we ondervinden aan den lijve dat alles ook heel wat duurder is geworden: zo betalen we nu het dubbele voor een busrit en kan Polar, de grootste ‘fabriek' van het land, geen pasta meer maken omdat het niet meer aan basismateriaal geraakt.
Hoewel men vaak zegt dat hier flexibel wordt omgesprongen met de Venezolaanse wetten, werden wij het levende bewijs van het tegendeel. Als toerist kun je jaarlijks negentig dagen in Venezuela vertoeven, zonder een visum nodig te hebben. Men verzekerde ons in juli dat het poepsimpel was om ons verblijf te verlengen: gewoon even de grens oversteken, stempeltje zetten en terugkeren. Helaas liep dat bij ons wat anders. Na een heerlijke citytrip in Bogotá (een prachtige stad met fantastische musea, verborgen plekjes en heerlijk eten) keerden we gezwind terug via Cucutá naar San Antonio. Daar liep het even mis: vier lange dagen probeerden we de nationale migratiedienst SAIME te overtuigen van onze goede bedoelingen. We legden contracten, intentieverklaringen en een betaalde terugvlucht voor (we hebben – tegen onze principes, maar vanuit pure wanhoop – zelfs voorgesteld hen om te kopen met euro's ...), maar het enige wat we te horen kregen was een droge njet. De plaatselijke chef zag onze ontreddering en telefoneerde nog maar eens naar zijn baas in de hoofdstad. Die liet weten dat er wél nog een oplossing was: iemand van Fundación Don Bosco moest ons komen halen en zich verantwoordelijk stellen voor ons én onze terugkeer naar België. Gladys, directrice van het tehuis, was onze redster in nood en sprong om drie uur 's nachts in haar auto voor een zes uur durende rit richting San Antonio. Wij ontzettend blij; eindelijk konden we die stomvervelende stad uit, een douche nemen en proper ondergoed aantrekken! Maar dat was buiten de big chief gerekend. Die liet telefonisch weten dat het toch niet genoeg was. We stonden op ontploffen. Na uren van opgewonden discussiëren, kwamen we dan toch tot een nieuw akkoord: we zouden onze paspoorten afgeven – illegaal, maar het bleek onze enige optie om niet stante pede op een vliegtuig richting België te worden gezet – en ons een week later presenteren in Caracas bij The Boss Himself. In ruil daarvoor kregen we negentig dagen extra in dit land. Binnenkort is het zover, we zijn benieuwd en een tikkeltje gestresseerd ...
Mucumbarila, locatie kortfilm
Ondertussen loopt ons project vlotjes door: de studenten vingen onze afwezigheid op en productieleidster Iris plande rustig verder. We vlogen er na thuiskomst meteen weer in en zaten met regisseur Marcel en cameraman Juan rond de tafel voor de verdere uitwerking van de kortfilms. Binnen twee weken worden die opgenomen. Het wordt nog hard zwoegen: de kostuums moeten gemaakt worden, het script wordt elke dag bijgeschaafd en de discipline van de jongens is nog steeds ver zoek. Stevig dus, maar dan halen we diep adem, drinken we een slok straffe koffie – die bijna kan tippen aan de Antwerpse – en vliegen we er weer in. Want uiteindelijk is het toch vooral de liefde die telt.
Foto's © Saar Fivez