Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
De Vlaamse Saar Fivez en Marianne Cap (samen het theatergezelschap Moeder Eik) werken in Venezuela aan een theaterproject, samen met een groep jongeren met een moeilijke thuissituatie. deBuren zet hen graag in als verslaggevers ter plaatse: ‘Twee maanden wonen we nu in Mérida, Venezuela. We voelen ons al helemaal thuis maar van die twee maanden staat het land al zeven weken op zijn kop. En het ziet er niet naar uit dat deze storm snel gaat liggen ...'
Twee maanden wonen we nu in Mérida, Venezuela. We worden herkend op straat – ook door mensen die we zelf niet kennen maar die blijkbaar al gehoord hebben van las chicas belgas – , hebben een vaste fruitwinkel en wassalon om de hoek, babbelen met de buren en worden persoonlijk verwittigd als er vers, gezouten brood is. Al ontdekken we elke dag nieuwe plekken en verbazen we ons nog vaak over wat we zien – een man die steeds op dezelfde plaats takjes (?) verkoopt, de mode waarbij vrouwen graag al hun vormen laten zien in legging met dierenprint, fietsen die op de moto worden vervoerd of oude verrimpelde mannen die ons met onduidelijke intenties durven nafluiten – we voelen ons al helemaal thuis in dit prachtige land met zijn vriendelijke mensen.
Toch zeggen onze nieuwe vrienden smalend dat we niet het meest ideale moment hebben gekozen, maar – vullen ze dan oprecht gemeend aan – het is wel een heel interessante periode! Van die twee maanden staat het land namelijk al zeven weken op zijn kop. En het ziet er niet naar uit dat deze storm snel gaat liggen ...
Nog steeds zijn er bijna dagelijks protesten, maar we voelen dat er iets veranderd is. Er lijkt een agressievere sfeer te hangen bij de barricades. Gemaskerde groepjes laten je aan de kleine doorgang te voet door, maar met de moto moet je een door henzelf in het leven geroepen tol betalen. We lopen langs muren opgetrokken uit bushokjes, omgehakte bomen, golfplaten, prikkeldraad en tal van reclameborden. We passeren uitgebrande auto's en slogans als ‘él que se cansa, pierde' (hij die moe wordt, verliest). Verbaasd over het kleine aantal demonstranten, vragen we uitleg aan een studente. Ze vertelt dat de mensen meer georganiseerd zijn: ze werken met een aflossingssysteem, krijgen eten van sympathiserende buurtbewoners en hebben een code om bij gevaar iedereen op te roepen. 'Socialisme zoals het eigenlijk bedoeld is,' concludeert ze laconiek.
Wij krijgen de indruk dat het socialisme, en daarbij het hele politieke landschap, sinds de dood van Chávez erg veranderd is. Ook al zijn er nog geen echte nieuwe leiders opgestaan, er lijkt toch een duidelijke middenweg te bestaan die voor ons een half jaar geleden veel minder zichtbaar was. Zo blijken enerzijds heel wat chavistas geen maduristas te zijn, anderzijds pleit een grote groep van de oppositie voor een meer gematigde reactie. Vredevol demonstreren is één ding, bussen gijzelen en auto's verbranden vinden ze toch net een paar bruggen te ver ...
De meningen over de nakende gevolgen van deze impasse zijn erg verdeeld: sommigen spreken over een burgeroorlog, anderen hebben het dan weer over de val van de regering en nog anderen relativeren het tot een voorbijwaaiend fenomeen.
Deze woelige periode zorgt er echter voor dat ook wijzelf het roer stevig moeten omgooien. Fundación Don Bosco, het tehuis waar we mee samenwerken, blijft namelijk gesloten omdat men de veiligheid van het personeel en de kinderen op de weg van en naar het tehuis niet kan garanderen. De jongens zijn teruggestuurd naar hun ‘thuis', meestal is dit bij familie of aanverwanten. Ze zitten verspreid over de stad en omstreken, wat maakt dat we niet met hen kunnen repeteren voor de theatervoorstelling.
'Het is niet de sterkste die zal overleven, noch de intelligentste, maar hij die zich het best aanpast aan verandering.'
Met Charles Darwins quote in het achterhoofd als nieuwe lijfspreuk tonen we ons dan maar uiterst flexibel en laten we – toegegeven, toch wel met pijn in het hart – het theaterproject achterwege. We herinneren ons iets van een berg en Mohammed en beslissen om zelf naar de jongens te gaan.
Een nieuw idee, een nieuwe start. In plaats van een theatervoorstelling maken we met de jongens een aantal kortfilmpjes. Die integreren we in een documentaire waarin we ook hun leven, omgeving, kijk op de wereld èn het creatie- en repetitieproces een plaats geven. We werken met elf jongens, die we in drie groepjes verdelen naargelang de plaats waar ze wonen. Met hernieuwde moed onder de ene arm en een professionele cameraploeg onder de andere bezoeken we hen één voor één. Het enthousiasme van de jongens werkt aanstekelijk, de visites zijn confronterend en heel warm tegelijkertijd. We komen terecht op een terrein waar mensen zelf hun huisjes construeren uit bamboe en golfplaten, knikkeren aan de ingang van een huis waarin 29 familieleden samen wonen en wandelen in een buurt die blijkbaar la boca del lobo (de mond van de wolf) wordt genoemd. Ouders, oma's, broers, zussen, tantes; allemaal zijn ze heel hartelijk en zien ze ons project erg zitten. We starten bij elke jongen met een interview waarbij we peilen naar hun gedachten, verlangens, twijfels ... en laten ons zo gidsen door hun huis en hun leven.
De ploeg waar we mee samenwerken is geweldig. Sinds eind februari is vriendin en choreografe Katja Pire in Venezuela, normaal gezien om ons bij te staan bij de theatervoorstelling. Ook zij maakt een flexibele haarspeldbocht richting fotografe, creatief brein en filosofe van dienst. Samen met haar werken we de scenario's van de kortfilmpjes uit. Hiervoor laten we ons inspireren door de antwoorden van de jongens tijdens het interview. We hopen zo tot originele, fantasievolle en beeldende verhalen te komen waarin de jongens hun ei helemaal kwijt kunnen.
Ook bij de filmploeg ontbreekt het niet aan enthousiasme; cameraman Juan denkt meteen mee over de vragen die we de jongens stellen en plonst daarna spontaan samen met hen de rivier in, productieleidster Irislis verlicht ons van zowat alle praktische rompslomp en treedt kordaat maar zeer rechtvaardig op. Al na de eerste draaidag voelen we dat dit goed zit. Tijdens het verorberen van de zelfgemaakte spaghetti bolognese van Simóns mama kijken we naar elkaar en denken hetzelfde: zie ons hier zitten; filmploeg, studenten, Simon en zijn familie ... en dat gewoon omdat wij twee het willen. Zoveel mensen weten van ons project en steunen het, van ver of dichtbij. We willen ècht iets bereiken met deze jongens. Ontmoedigd raken of bij de pakken blijven zitten, dat ligt niet zo in onze aard. Want Él que se cansa, pierde!
Foto's © Katja Pire