Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Het ontstaan van de wereld of: waar laten we de Georgiërs?

'In het begin, toen God de wereld verdeelde en de Fransen Frankrijk kregen en toen de Belgen, met een beetje vertraging, België kregen, wel, toen kwamen de Georgiërs net te laat.' Benieuwd welk land God voor hen over had? Lees de tekst die Julie Reniers daarover schreef en kom donderdag naar de door haar gemodereerde avond From Georgia. With Love? vol literatuur, politiek, fotografie en na afloop: Georgische wijn! Al andere plannen? Mis dan zeker niet haar rondleiding door de gelijknamige tentoonstelling  in De Markten op 14 maart.
Door Julie Reniers op 20 feb 2014
Tekst
Politiek & samenleving

'In het begin, toen God de wereld verdeelde en de Fransen Frankrijk kregen en toen de Belgen, met een beetje vertraging, België kregen, wel, toen kwamen de Georgiërs net te laat.' Benieuwd welk land God voor hen over had? Lees de tekst die Julie Reniers daarover schreef en kom donderdag naar de door haar gemodereerde avond From Georgia. With Love? vol literatuur, politiek, fotografie en na afloop: Georgische wijn! Al andere plannen? Mis dan zeker niet haar rondleiding door de gelijknamige tentoonstelling  in De Markten op 14 maart.

In het begin, toen God de wereld verdeelde en de Fransen Frankrijk kregen, de Duitsers Duitsland, toen Spanje naar de Spanjaarden ging, Turkije naar de Turken en Ierland naar de Ieren, en toen de Belgen, met een beetje vertraging, België kregen, wel, toen kwamen de Georgiërs net te laat. God, je moet het begrijpen, ze vonden hun sleutels niet en de marshrutka kwam maar niet opdagen en ze hadden gasten en het regende en de brug over de Mtkvari stond open en hun wekker was niet afgegaan, en zeg nu zelf, zou je het vertrouwd hebben moesten ze wel op tijd geweest zijn? Dus, de Georgiërs gingen naar God toe, arm in arm – enkel de mannen, hun echtgenotes bleven thuis, dat spreekt voor zich – en gaven hem een klapzoen op de wang.

En ze staken van wal. God, God zijnde, begreep het Georgisch dat zij spraken gelukkig wel – dit in tegenstelling tot de gemiddelde buitenlander, die er al eens meer een nationale samenzwering dan een taal in vermoeden. Weet je God, wij kunnen wel vijf liter wijn op per man per avond, en twintig chinkali, heb je mijn nieuwe gsm al gezien, de halfzus van de neef van de beste vriend van mijn broer gaat trouwens trouwen volgend weekend, jij en je vrienden zijn natuurlijk van harte welkom, en heb je misschien nog een stukje land over voor ons?

God was een beetje uit zijn lood geslagen door dit stel kettingrokende mannen met hun donkere ogen, hun theatrale gesticulatie en hun totaal gebrek aan kennis van het concept persoonlijke ruimte, maar bedacht toen dat zij misschien wel het meest hartelijke volk waren dat hij tot nu toe ontmoet had.

En God sprak. Eén gebied had hij nog over; nevelbergen, kiezelstranden en zachte zomerwinden die hij voor zichzelf had willen houden, sneeuwtoppen en diepblauwe meren, mandarijnbomen en druivenranken. Hier ketenden Gods voorgangers Prometheus vast aan de rotswand, hier kwamen de Argonauten het gulden vlies zoeken bij wat vandaag Batumi is, hier weerkaatsten de flanken van het hooggebergte polyfone gezangen, hier zou de wijn uitgevonden worden. Het was dit land dat God aan de Georgiërs schonk.

Dat hij de Abchazen en de Zuid-Osseten vergat, zou hen een paar millennia later zuur opbreken. Binnen het Sovjet-imperium hadden deze twee volkeren het statuut van subrepubliek binnen de deelrepubliek Georgië, maar toen begin jaren 90 de communistische koepelstaat wegviel wilden ook zij volwaardige onafhankelijkheid. Tegelijk weigerden de Georgiërs al meteen twee happen uit hun kersverse land prijs te geven. Het gevolg – bloed, kapotgeschoten huizen, mandarijnen in de sneeuw, voettochten door het hooggebergte, platgebrande appelboomgaarden, een vijfde van de bevolking op de vlucht in eigen land. En twintig jaar later: een land met één zitje in de VN, maar drie de facto presidenten en hoofdsteden. Onafhankelijk, hoewel ze in Abchazië en Zuid-Ossetië Russische paspoorten hebben en met roebels betalen.

God, die is intussen te oud voor klapzoenen en trouwpartijen. Hij is die laatste, van de halfzus van de neef van de beste vriend van de broer van een van zijn oorspronkelijke Georgische bezoekers trouwens nooit helemaal te boven gekomen. De wijn vloeide rijkelijk, de chacha ook, en in het waas van zijn kater achteraf zag hij hoe in het midden van de Rustaveli boulevard een promoplakkaat voor de NAVO neergepoot werd, hoe Russische tanks andermaal richting Tbilisi trokken, hoe de zoveelste messias-politicus opstond. Hij sloot zijn pijnlijke ogen. Met zijn paradijsland had hij immers ook het bronwater Borjomi opgegeven – en iedereen weet dat je zonder dat een Georgische feest niet te boven komt.


Julie Reniers (1987) studeerde en werkte in Gent, Brussel, Olomouc en Tbilisi, spreekt vloeiend Russisch en werkt momenteel als freelance journalist. Haar verhaal Noachs Ark ontstond op basis van een residentie in Parijs, georganiseerd door deBuren. In juni debuteert ze met een kortverhaal in literair tijdschrift DW B.

Vertel het verder: