Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Soni I en Soni II

Gisteren arriveerde ik in Jakarta om er een citybook over te schrijven voor deBuren. Ik ontmoette de mensen van het Erasmus Taalcentrum en bezocht de oude stad en bijhorende brokjes Nederlandse geschiedenis. (...) Toen ik uit een kleine steeg naar een grote straat wandelde, stopte er een man van mijn leeftijd op een brommer. Hij zei dat hij me rond kon gidsen, als ik wilde kon ik achterop. Ik hoorde mijn vader, mijn geliefde, mijn opdrachtgevers en al mijn vrienden 'niet doen!' schreeuwen in mijn hoofd en zei: 'Okay.'
Door Annelies Verbeke op 12 feb 2014
Tekst
Literatuur & taal
citybooks


Gisteren arriveerde ik in Jakarta om er een citybook over te schrijven voor deBuren. Ik had al veel over het verkeer gehoord en niets daarvan was overdreven: enorme files, getolereerde chaos, getoeter en gebrom in alle toonaarden, en zwermen brommers die er in alle richtingen doorheen rijden. Ik ontmoette de mensen van het Erasmus Taalcentrum en bezocht de oude stad en bijhorende brokjes Nederlandse geschiedenis met de sympathieke Tino. Ik praatte de hele tijd Nederlands. 's Avonds trok ik op mijn eentje de stad in om iets te eten. Ik dwaalde wat rond, voelde me een abnormaal grote vrouw met abnormaal grote borsten. Toen ik uit een kleine steeg naar een grote straat wandelde, stopte er een man van mijn leeftijd op een brommer. Hij zei dat hij me rond kon gidsen, als ik wilde kon ik achterop. Ik hoorde mijn vader, mijn geliefde, mijn opdrachtgevers en al mijn vrienden 'niet doen!' schreeuwen in mijn hoofd en zei: 'Okay.' Soms meen ik meteen iets in de ogen van iemand te zien dat mij zegt dat alles goed komt. Alles kwam goed. Het was een onvergetelijke avond. We reden door het gebrom langs de neon in het donker, de wind langs mijn kleren, mijn armen om zijn middel, opnieuw naar de oude stad, een Portugese kerk, de grootste moskee van Zuidoost Azië, de slapeloze stad. We aten iets en dronken iets en hij vertelde zijn leven. Verhalen van wanhoop en moed. Sinds zijn zesde is hij wees. Hij leefde in het station. Hij poetste schoenen, droeg kranten rond, speelde even gitaar. Op zijn zeventiende ging het helemaal mis toen zijn schoenpoetsspullen en al zijn geld werden gestolen. Het kwam tot een gevecht, en een gevangenisstraf. Toen wilde hij niet meer leven. En toen weer wel, met het voornemen nooit meer te vechten en een goed mens te blijven, ondanks alles. Hij leerde zichzelf Engels uit een boek. Het blijft moeilijk, hij heeft geen diploma. Er zijn veel mensen als hij, mensen om wie het land niets geeft. Hij huurde een houten huisje aan de rivier, tot het veertien dagen geleden overstroomde, samen met zijn kippen, zijn laptop en zijn tv. Nu heeft hij enkel nog zijn brommer en zijn gsm. Hij zal opnieuw beginnen. Droomt ervan t-shirts te verkopen in een kraam. Dat moet haalbaar zijn. Hij leest zelfhulpboeken, de biografie van Ronald Reagan en tegenwoordig ook boeken over biologie, planten en bomen. Hij houdt van boeken. Bedenkt grappige slogans die op de t-shirts zullen staan die hij ooit zal verkopen. Het beste moment van zijn leven was toen hij een man die jaren geleden door Nederlanders werd geadopteerd zijn Indonesische ouders hielp terug te vinden. Zonder hem was dat niet gelukt. Toen voelde hij zich even een engel. Zijn eigen ouders heeft hij ook ooit teruggevonden, maar dat verhaal wilde hij niet vertellen, het is te triest. Ik zag de tranen in zijn ogen en begon over iets anders. Aan het einde van de dag gaf ik hem 200000 roepia (12 euro). Hij kuste het geld en bedankte mij 200000 keer voor hij het wegstopte. Morgen komt hij me om tien uur 's ochtends halen. Dit alles had ik niet verwacht.


Fijn dat jullie met me meereizen. Ik denk niet dat ik momenteel in staat ben de indrukken van vandaag in een coherent en stilistisch interessant verhaal te gieten, of om nog maar de helft ervan weer te geven, maar er volgt dus een citybook. Vorige nacht amper geslapen. Eerst door een staat van verhoogd bewustzijn door de ontmoetingen, al wat nieuw is, Soni, zijn brommer en zijn leven. Vanaf vier uur door een zeer enthousiast gebed vanuit een minaret die ik niet kan lokaliseren maar die ontzettend dichtbij klinkt. En toen dat afgelopen was barstte er, net als de nacht voordien, een hels onweer los. Ik dacht aan Soni in de legertent tussen 350 andere mensen die hun huisje verloren zijn. Elk nieuw onweer betekent dat ze langer moeten wachten tot het huis weer bewoonbaar is. Bij de overstroming zijn vier kinderen van zijn buren meegesleurd. Drie ervan werden zeven kilometer verderop dood terug gevonden, een is nog vermist. Soni wil geen kinderen voor hij kan garanderen dat ze zijn kindertijd niet moeten herhalen, dat zou de grootste vergissing zijn die hij kan maken. De vrouw van zijn leven had daar geen geduld meer voor, ze ging zeven jaar geleden bij hem weg, sindsdien hield hij de boot af voor nieuwe relaties. Hij staat me om tien uur op te wachten voor het hotel. Hij heeft een plastic regenjasje voor me gekocht. Nu ik de zinnen in die volgorde neerschrijf, moet ik even stoppen om hartstochtelijk te wenen. Hij neemt me mee naar de ondergelopen huizen en de tenten, daar door de regering neergezet. Er is een kleine tent met wc's, te weinig voor al dat volk. Douchen zijn er niet, maar daarvoor kan hij in een hotel terecht. Enkele mannen houden de wacht op een dak, ze maken nu en dan een tour door de huizen om diefstal te voorkomen. Volgende week is het een paar nachten Soni's beurt. Er staat veel volk te kijken, een televisieploeg maakt een reportage. Veel mensen groeten hem. Ik zie hoe verslagen hij is, en hoe hij daartegen ingaat. 'Kom, we gaan de lekkerste kippensoep van Jakarta eten.' We eten de lekkerste kippensoep van Jakarta. Hij verzint slogans voor t-shirts en stelt mij vragen als: 'Do you think the Mona Lisa was a man? The model for the face, I mean? Da Vinci was gay, so might be a man, mysterious smile about it.' Hij neemt me ook mee naar een vogelmarkt, naar the place to be voor hanengevechten (hier zal ik binnenkort ook over schrijven voor mijn 300jaargrens blog), het schooltje waar Obama als kind heeft gezeten (zijn stiefvader was Indonesiër, hij woonde hier, heeft het schooltje ook als president bezocht. Er staat een aandoenlijk standbeeld van een kleine Obama met een vlinder op zijn vinger). We gaan naar een enorm gebouw waar in zeven brede verdiepingen op elkaar edelstenen worden geslepen en verkocht. 'I show you Voodoostuff. I don't believe voodoo. I believe myself. I make t-shirt for young people: 'I don't believe in magic, only in magic mushrooms.' Later zegt hij: 'I don't believe paranormal. I sometimes believe paranoia. Hahahahaha!' Ik vind het ontzettend grappig, begrijp helemaal wat hij bedoelt. Hij geeft een voorbeeld: 'Like Lady Diana. Maybe it was politics that she must die. Could be.' We maken een tocht door Chinatown, de grootste Chinese tempel in Jakarta, die veertien dagen geleden ook nog onder water stond. Ik zie mensen zwemmen in een steeg, twee hoofdjes boven water, we rijden met een brommerzwerm door diepe plassen. Het krankzinnige verkeer, voetgangers die over wielen en bumpers klimmen, mannen die speelgoedvliegtuigen verkopen tussen stilstaande auto's. Mensen keren terug van een demonstratie tegen de verkeerschaos, maar Soni legt uit dat je nooit kunt weten hoe echt die zijn, soms worden mensen betaald om te demonstreren. Iedereen die me verwonderd aankijkt. Ik zie weinig 'blanken', en helemaal geen achterop brommers. Sommige mensen glimlachen me toe, anderen kijken nors. Soni is echt een soort engel. Hij ziet voortdurend waar iemand hulp nodig heeft: is net op tijd om te verhinderen dat een kind van een brommer valt, krijgt de stilvallende brommer van een Chinees weer aan de praat. Plots zit hij op de grond mijn broekspijp op te rollen zodat die niet nat wordt. Ik zeg hem dat hij de held van mijn verhaal is. Dat vindt hij goed; het Jakarta dat hij me toont, daar moet ook over geschreven worden. Een oude Chinese man praat over mij met Soni, die korte antwoorden geeft. Hij wijst naar me en blijft naar me staren als het gesprek afgelopen is. 'Chinese eat everything', zei Soni eerder. 'Everything.' Dat vertelde iemand in Maleisië me ook al, op dezelfde toon die schippert tussen weerzin en ontzag. Hij neemt me mee naar een Chinese markt: levende kikkers en vogels aan elkaar gebonden als teentjes look, babyvogeltjessoep, bakken vol kleine palingen en grote schildpadden. Honger krijg ik er niet van. 'Me too I eat everything. Dog. Snake. Only one thing I can not eat. You want to know what?' 'Yes.' 'Pizza. You want to know why?' 'Tell me.' 'Because it's too expensive hahahahaha!!! Is joke I made! You like my joke?' 'Yes. Have you never eaten pizza?' 'Yes. Two times a year or so. With tourists. I do like!' 'Do you want to go out and eat pizza with me for my birthday tomorrow?' 'Oh! Yes! Is your birthday tomorrow, Annolisié! I try find guitar! I sing song for you!' 'Great.' Birthdaydate tomorrow. Kijk ernaar uit.


Dit zijn de berichten die Annelies Verbeke vandaag schreef op haar Facebookpagina.

Vertel het verder: