Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Op Pinksterzondag was internationaal gelauwerd moleculair bioloog Christine Van Broeckhoven te gast op haar eigen begrafenis. In het Oostendse Vrijstaat O hoorde zij hoe schrijver en journalist Jef Lambrecht het IM uitsprak voor 'een gewone vrouw met een warm hart voor de kleine man. Iemand die houdt van cactussen', 'een baken in een wereld van schijn, bleekzucht, kortzichtigheid en valse intelligentie die slechts het eigenbelang dient'. Leest u hier zijn volledige toespraak.
Oostende, Pinksteren 2013
Doorluchtige Christine, waarde spitsbroeder Marc, goede vrienden, dames en heren,
Gelukkig of jammer genoeg gebeurt het niet op elke dag van de vurige tongen dat men een requiem moet uitspreken in aanwezigheid van een levende aflijvige. En toch is het niet met een licht gemoed dat ik mij van deze bizarre opdracht kwijt.
Het stemt me ongemakkelijk dat de dode zou kunnen rechtveren en zich buigen over de staat van mijn bovenkamer. Ik moet derhalve voorkomen dat mijn woorden daartoe aanleiding geven, en vermijden wat kan wijzen op immanente aftakeling of ander onheil dat de jaren op mij afsturen. Ook moet u van mij geen biografie verwachten - die heeft ze zelf al geschreven - en helaas ben ik slecht geplaatst om iets zinnigs te zeggen over de ruim 450 wetenschappelijke publicaties waarmee ze wereldwijd haar naam en faam heeft gevestigd. Daarvoor is mijn grijze massa, waar ik niets, en zij alles van weet, nu eenmaal ongeschikt. Ik sta hier dus voor Jan Lul.
Even heb ik overwogen deze toespraak te houden met een mondmasker. Een argeloos uitgeademd stofdeeltje kan al wijzen op iets wat men liever niet ziet en niet kan zien, maar dat wel zal worden opgemerkt door de eminente microbiologe. Geen stethoscoop, geen steriel pincet of witte jas, zelfs geen glazen kolf kan mij hier redden. Kortom, waar is de Heilige Geest?
Ik zou mijn toevlucht kunnen nemen tot een opsomming van prijzen, eerbewijzen en duizelingwekkend hoge onderscheidingen die Christine van Broeckhoven in de loop der jaren te beurt zijn gevallen. Maar de lijst is te lang. Bovendien, dat mevrouw van Broeckhoven enige lof gewend is bemoeilijkt mijn taak meer dan u kan bevroeden. Want wat kan ik toevoegen aan al die lauweren? De grillen van het lot gaven mij het voorrecht om het feestvarken van dichterbij te besnuffelen. Het klopt: ze is vanbinnen zoals ze vanbuiten is. En mocht u vragen, dames en heren, wat haar diverse verschijningen (vrouw, vriendin, echtgenote, moeder en wetenschapper) met elkaar verbindt, dan is het antwoord: passie. Tot op heden weet ik niet of mevrouw professor van Broeckhoven enig geloof hecht aan de sterrenwichelarij, erfenis van de Babyloniërs, aan wie we de wetenschap danken. Een leek herkent in haar een vuurteken. Christine is een ram, avontuurlijk en energiek, innovatief en dapper, enthousiast en zelfverzekerd, dynamisch en vlug van begrip. Ze is ook impulsief, ongeduldig, op het overmoedige af roekeloos en soms opvliegend. Hoe kan madame Soleil dat allemaal weten?
Naar aanleiding van haar begrafenis gaf Christine van Broeckhoven afgelopen dinsdag in De Standaard vijf levenslessen mee. Een zelfportret dat ik dankbaar in herinnering breng. De eerste les is even verrassend als belangrijk: leer de bladzijde omslaan. De tweede is minder onverwacht: wees nieuwsgierig. Dan spreekt de leeuwin in haar achtereenvolgens ‘weet wie je bent' en ‘ga het gevecht aan'. Haar vijfde les, ‘wat in je hoofd zit houdt je recht', is iets anders dan wat je van een Alzheimerspecialiste verwacht. Ik citeer: ‘Mijn geluk is geweest dat ik van de generatie van mei '68 ben. Geld of de titel van professor heeft me nooit geïnteresseerd. Mijn leven is interessant vanwege mijn passie, vanwege de permanente intellectuele uitdaging. Wat in je hoofd zit, houdt je recht en beschermt je. Die villa en die auto zijn weg zodra er een oorlog uitbreekt'. Christine ten voeten uit: schrander en wijs, ongemaskerd, kwetsbaar, altijd zichzelf en alleen gewapend met wie zij is, wat ze kan en wat ze uit het niets heeft opgebouwd. Terwijl ik haar boodschap in de krant las besefte ik de futiliteit van mijn poging om haar te portretteren. Ze kent zichzelf. Dat is niet iedereen gegeven, al wordt het sinds de oudheid door de tempel van Apollo in Delphi voorgehouden. Ze is een krijger die met rebelse frisheid fulmineert tegen de bureaucratie en de ene veldslag na de andere levert voor de financiering van haar laboratorium. Niemand die het waagt om het belang van haar werk in twijfel te trekken. Niemand die haar tegenspreekt wanneer ze in haar autobiografie Brein en Branie de ziekte van Alzheimer één van de grootste angsten en uitdagingen van de 21ste eeuw noemt. Toch is haar strijd nog niet gestreden. Men kan zich afvragen hoe dat komt en waar het welbegrepen eigenbelang blijft om haar onderzoek voluit te steunen? Waar blijft de fierheid over het prestige ervan? Ook nu, in tijden van crisis, in dit tijdperk van de vergrijzing, zou haar werk een prioriteit moeten zijn. Tenzij men wil kiezen voor een harde, genadeloze samenleving waarin alleen het recht van de sterkste geldt en men domweg vergeet dat ook de machtige niet veilig is. Het is niet alleen verbijsterend, het is ronduit een schande dat Christine van Broeckhoven na dertig jaar internationaal gelauwerd pionierswerk nog steeds de hand moet ophouden en gedwongen wordt om te vechten voor de toekomst van haar onderzoek. Deze voormalig tewerkgestelde werkloze houdt de samenleving de spiegel der schaamte voor.
Met haar baanbrekend onderzoek combineert ze ook een onverdroten strijd tegen miskenning, seksuele discriminatie en onrecht. Haar rechtvaardigheidsgevoel dreef haar in de politiek. Ze koos het kamp van haar hart, dat van de zwakken. Een wit konijn met hersenen, dat was niet volgens het recept en het zinde sommigen niet. Toch rijfde ze bij de verkiezingen van 2007 als neofiet en late politieke roeping ruim 26.000 voorkeursstemmen binnen. De waardering van het publiek bleek ook uit haar 46ste plaats op de ranglijst van Grootste Belgen, na Julien Lahaut, vóór Koningin Elisabeth, Marc Sleen, Willem Elsschot, Paul Van Ostaijen, Raymond Ceulemans en zelfs Jean-Marie Pfaff.
De waardering waar ze hard voor moest knokken is de vrucht van haar toewijding en haar passie. ‘Ik vind het belangrijk dat een mens dingen doet die hij graag doet', is het besluit van haar autobiografie. En inderdaad: al staat Christine van Broeckhoven als een eindrechter aan de poort van de laatste dagen en dovend licht, zij staat er met empathie en met vuur. Ze is een baken in een wereld van schijn, bleekzucht, kortzichtigheid en valse intelligentie die slechts het eigenbelang dient. Ze is de tegenpool van de grossiers in geleende meningen die zich lichten wanen, en die in de bekende keizersgewaden over het marktplein schrijden, onbewust van hun doorzichtigheid. Gewicht is niet zwaar, het is licht, helder en eenvoudig. Gewicht bestaat uit kennis, zo wil een oude wet, ook zelfkennis. Christine van Broeckhoven koos voor een carrière zonder carrièrist te zijn. Ze bleef een gewone vrouw met een warm hart voor de kleine man. Iemand die houdt van cactussen.
Jef Lambrecht 19 mei 2013