Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Naar aanleiding van de citybookstentoonstelling in Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond te Amsterdam vertellen redacteuren van het digitale tijdschrift hard//hoofd over de steden die zij via boeken hebben leren kennen. Illustratoren verbeelden steden die alleen in boeken bestaan. Een gastbijdrage.
Parijs
Jan Postma: ‘Mijn eerste aanraking met Parijs was Het piepkleine scheepje Pyjamabroek van de Pools-Duitse illustrator Janosch. Het kinderboek was ook mijn eerste kennismaking met de Franse taal: ik leerde het woord clochard voordat ik het woord dakloze kende. Pomidore en Pommerol, heetten de twee clochards in het boek. Maar zelfs dat kon ik me niet herinneren en moest mijn moeder me gisteren aan de telefoon vertellen. Het boek heeft mijn beeld van de stad niet blijvend bepaald. Dat gebeurde iets meer dan tien jaar later, toen ik voor het eerst Ed van der Elskens fotoboek Een Liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Prés onder ogen kreeg. Van der Elskens beeldroman vertelt het verhaal van de Mexicaanse Miguel die vanuit Stockholm naar Parijs reist, hopeloos verliefd wordt op Ann, een Australisch meisje met rood haar dat danst als een negerin, en net zo lang om haar heen blijft fladderen totdat ze met hem naar bed gaat. Dan gaat hij weer naar huis.
Een liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Prés is de reden dat ik als achttienjarige een creditcard aanschafte en zodra hij binnen was, zonder iemand iets te zeggen, naar Parijs vertrok. Ik beleefde een zorgeloze week in een goed hotel, al was ik wel genoodzaakt te leven op stokbrood, jam en hamburgers van de Quick. Zo vond ik tussen alle decadentie toch nog iets terug van Van der Elskens Parijs. Genoeg in ieder geval om mijn honger naar avontuur te stillen. Maar een Ann kwam ik niet tegen. Ik had minder geluk dan Patti Smith.’
Europa – Geert Mak, verbeeld door Agnes Loonstra.
Oxford
Emy Koopman: ‘In 2005 ging ik met mijn vader naar Oxford. Ik had als doel om een Alice-tour te doen (Pieter Steinz had hierover geschreven in het NRC), mijn vader om boeken te kopen in Waterstones en Blackwell’s. Eenmaal in Oxford bleek de Alice-tour vervangen door een Harry Potter-tour. Dan liever een reguliere wandeltour. Op die reguliere tour kon je nog wel een glimp opvangen van het glas-in-loodraam met de personages uit Alice in Wonderland en de kastanjeboom waarin Lewis Carroll een grijnzende Cheshire cat had zien zitten. Je kon ook naar het snoepwinkeltje dat beschreven staat in Through the Looking Glass, maar dat was het dan. Gedesillusioneerd ging ik me in het café waar Radiohead Creep schreef, bezatten aan de gelijknamige cocktail. ‘What the hell am I doing here?/ I don’t belong here.’
Jaren later kwam ik terug in Oxford. Niet om Alice te zoeken, maar om Hanna, een Tsjechisch vriendinnetje met grenzeloze wetenschappelijke ambities, te bezoeken. Als graduate student van het Oxfordiaanse Brasenose college had Hanna toegang tot alle universiteitsgebouwen. Ze liet me de tuinen zien, de gangen, de afschroefbare megapenis van de eenhoorn in de eetzaal van Brasenose. We punterden op de Cherwell rivier en aten iets oneetbaars in de oudste pub van de stad. Dit was een magisch soort Oxford en ik dacht niet eens meer aan Alice. Tot ik op een dag alleen naar het Universiteitsmuseum ging (Hanna had wetenschappelijker dingen te doen). In een hal met gothische pilaren die nog het meest op botstructuren leken, stonden enorme dino-skeletten. Een Iguanodon en een Tyrannosaurus Rex. Indrukwekkend, maar in een kleine vitrine vond ik een uitgestorven dier dat me meer raakte, een dier waardoor ik ter plekke een rondedansje/Caucus-race wilde gaan maken: Alice’ dodo.’
Ulysses – James Joyce, verbeeld door Floris Solleveld.
Praag
Melle Kromhout: ‘In Praag snap je – meer dan in Rome, Madrid, Amsterdam of Wenen – waarom Europa het ‘oude continent’ wordt genoemd. Je voelt er de duistere, donkere geschiedenis, van trotse koningen en arme schrijvers, van brute bezettingen en glorieuze overwinningen, eeuwen van willekeurige gebeurtenissen, dwars door en over elkaar heen. Dat is tenminste wat ik denk als ik aan Praag denk. Ik ben er al meer dan tien jaar niet geweest en het beeld van de stad heeft zich onherroepelijk vermengd met de duistere steegjes waarin Gustav Meierinks ‘Golem’ rondwaart. Een stad in de jaren twintig, maar tegelijkertijd in de duistere middeleeuwen. Waar vreemde dingen gebeuren in huizen met kamers zonder deuren. Waarin niets lijkt wat het is en alles misschien een droom was. Waar je nachtenlang lopend op slecht verlichte straatkeien op zoek gaat naar waar je vandaan komt, of naartoe moet. Ook het boek las ik lang geleden, maar de sfeer is zo bepalend dat hij je onherroepelijk bijblijft. Hier klopt iets niet. Hier gebeuren vreemde dingen. Dat gevoel heeft zich nu vermengd met mijn herinneringen aan Praag als zesjarig kind en zeventienjarige puber. Met de daadwerkelijke stad heeft het misschien niets te maken, maar toch weet ik zeker dat je de Golem in de straten van de stad tegen kan komen.’
De ondraaglijke lichtheid van het bestaan – Milan Kundera, verbeeld door Liesbeth de Feyter.
Boedapest en Oost-Europa
Sophie ter Schure: ‘Tijdens het schrijven van mijn scriptie was er één gedachte die mij overeind hield: na deze beproeving kon ik doen wat ik wilde – de hele dag in de tuin werken, gitaar spelen en liedjes zingen tot ik erbij neerviel, of op reis naar weetikwaar. Dat laatste leek me wel het beste, want dan kon ook niemand mij bereiken voor het nakomen van de een of andere verplichting. Alleen wist ik dus niet waarheen.
In die scriptieperiode las ik Zolí van Colum McCann (viel mijn oog op in de bieb), Hungarian Dances van Jessica Duchen (lag bij de ruilboeken in de Coffee Company in de Van Woustraat) en Gloed van Sándor Márai (die had ik van iemand gekregen). Als ik me er ooit toe kon zetten om te stoppen met lezen en die scriptie af te schrijven, moest ik wel naar Oost-Europa. Ik had levendige voorstellingen van zigeunermuziek bij kampvuren, Sovjet-geschiedenis en binnenplaatsen vol vergane glorie.
Niet lang daarna toog ik in mijn eentje met interrailticket naar het oosten. Alles wat ik daar zag vond ik tien keer zo interessant nu ik me kon voorstellen dat ‘mijn’ personages hier geweest waren. Ik was alleen vertrokken, maar in mijn gedachten reisden zij met me mee. Zelfs de saaiste binnenplaatsen en de meest toeristische torens en pleintjes droegen een verhaal in zich: iemand was hier opgegroeid, zat hier opgesloten of stond hier uren liedjes te zingen hopend op betere tijden. Reizen naar aanleiding van boeken is het beste wat er is, dat komt door de kapstokjes die je maakt tijdens het lezen. Daar kun je je eigen ervaringen weer aan ophangen, en omdat je weet dat het geschiedenis of fictie is, valt het eigenlijk nooit tegen: wat je nu ziet, is in elk geval voor iemand bijzonder geweest.
Alleen de zigeunermuziek was een deceptie: nergens heb ik daar iets van gehoord, behalve op het Vissersbastion in Boedapest. Een triest groepje oude mannetjes dat, lonkend naar de toeristen, emotieloze deuntjes ten gehore bracht. Er was dan ook geen kampvuur.’
De onzichtbare steden – Italo Calvino, verbeeld door Gemma Pauwels.
Basel
Floris Solleveld: ‘In 2003 wilde ik naar Basel. Dat kwam doordat ik Jacob Burckhardts Die Kultur der Renaissance in Italien had gelezen. En daarna een essay van Carl Schorske, History as a Vocation: Burckhardt’s Basel.
Burckhardt was een van de meest geslaagde producten van het negentiende-eeuwse Baselse Bildungsbürgertum. Het Basel van Burckhardt was een merkwaardig soort enclave, gedomineerd door een beperkt aantal families van geleerden en notabelen die erg erop gesteld waren de stad autonoom te houden, niet al te groot te laten worden en de moderne tijd maar mondjesmaat toe te laten. Met Kultur der Renaissance heeft Burckhardt min of meer de cultuurgeschiedenis en het begrip van de ‘renaissance’ zoals we die nu kennen uitgevonden. Ik wist toen nog niet dat ik mijn scriptie over Bildung zou schrijven en dat ik negen jaar later, tot mijn eigen ironie, promovendus zou worden bij de vakgroep Cultuurgeschiedenis. En wellicht had het meer voor de hand gelegen om na Burckhardt op Italienische Reise te gaan. Maar ik wou naar Basel.
Freud had zijn Rome-neurose, die hem jarenlang intens naar Rome deed verlangen en belemmerde de trein te pakken. Mij kostte het maar anderhalf jaar. Het probleem was dat ik niet van vakanties hield. Iedere vakantie, namelijk, nam ik me voor een briljant paper te schrijven waar ik eerder niet aan was toegekomen. Om aan het eind van de vakantie vast te stellen dat ik vooral heel veel tijd had besteed aan mijn voornemen een briljant paper te schrijven. Ik kon dus onmogelijk op vakantie gaan.
Uiteindelijk bleek het heel eenvoudig. In augustus 2004 ging ik naar het NS-loket en kocht een interrailticket voor de zone Duitsland-Zwitserland-Oostenrijk. Drie dagen later was ik in Basel. Het bleek inderdaad een leuke stad.’
De dag der dagen – Ira Levin, verbeeld door Roxanne Dekker.
-
De citybookstentoonstelling is een initiatief van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren en De Brakke Grond. De officiële opening vond plaats op vrijdag 26 april. Vanaf 18:45 werd vanuit de tentoonstelling het radioprogramma Brands met Boeken uitgezonden. U kunt de uitzending hier herbeluisteren.