Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Op woensdag 20 maart was Linda Duits (Diep Onderzoek en Universiteit Utrecht) te gast bij deBuren en het VOK in Gent voor een debat over de seksualisering van de samenleving in de reeks Who's afraid of the F-word?. Speciaal voor deze avond schreef Duits samen met Liesbet van Zoonen (Loughborough University en Erasmus Universiteit Rotterdam) een artikel waarin zij uitleggen waarom het seksualiseringsdebat snakt naar feministische inbreng.
Het waren de feministen die als eerste ten strijde trokken tegen seksuele beelden in de publieke ruimte en de objectificatie van het vrouwenlichaam. Toentertijd werden zij daarvoor beschimpt: gefrusteerde killjoys zouden het zijn. Vandaag de dag is dat tij gekeerd. Het lijkt wel alsof iedereen het eens is dat onze samenleving seksualiseert en iedereen dit afkeurt. Er is wat onenigheid over exacte gevolgen en mogelijke oplossingen, maar voorstanders van seksualisering zijn nauwelijks te vinden en het onderwerp wordt uiterst serieus genomen door overheid, ouders en andere opvoeders. Dit lijkt op het eerste gezicht een grote overwinning voor het feminisme, maar schijn bedriegt. In het seksualiseringsdebat ontbreekt juist feminisme, en dat pakt slecht uit.
De taal van het seksualiseringsdebat is de taal van de psychologie. In ogenschijnlijk neutrale termen wordt er gesproken over zaken als zelfbeeld en seksuele ontwikkeling, waarbij ‘gezond' en ‘normaal' sleuteltermen zijn. Op basis van experimenteel onderzoek wordt de schuld vervolgens bij de media gelegd: zij zouden een verkeerd schoonheidsideaal doorgeven en meisjes vroegtijdig opleggen dat ze sexy en seksueel moeten zijn. De tweede schuldige zijn de meisjes zelf: zij zouden veel te makkelijk deze beelden overnemen en daarmee zichzelf seksualiseren.
Dit staat ver af van de klachten van feministen uit de Tweede Golf. Zij spraken over een "patriarchale cultuur die ons vrouwen benadeelt". Nu gaat het om een "geseksualiseerde cultuur die meisjes benadeelt". Niet langer zijn de strijders onderdeel van de getroffen groep. De fervente tegenstanders van seksualisering vinden zichzelf geen potentieel slachtoffer. Ze zijn vaak hoogopgeleid en ouder, en vinden dat zij prima in staat zijn zich te weren tegen zulke beelden. Nee zij wijzen naar jonge meisjes, die zij extra kwetsbaar achten.
Ook de probleemanalyse is anders. In de jaren '70 en '80 werd de gehele cultuur meegenomen waarbij een diepgeworteld patriarchisme gezien werd als de overkoepelende oorzaak van geseksualiseerde mediabeelden. Nu wordt er niet gerept over een achterliggend mechanisme. Zo blijven de algemene, maatschappelijke ideeën en verwachtingen rond mannelijkheid en vrouwelijkheid buiten schot. De voorgestelde oplossingen zijn ook opmerkelijk. Die richten zich namelijk vooral op de vermeende slachtoffers van seksualisering. De jonge meisjes die zo gevoelig zouden zijn voor deze beelden, moeten zich daar maar beter tegen wapenen. ‘Mediawijsheid' is de naam van dit medicijn dat kinderen en jongeren op scholen toegediend krijgen. De producerende industrie, overheidsregulatie en ouderverantwoordelijkheid blijven zo onbenoemd - iets dat deze partijen bijzonder handig uitkomt.
Wat leert een alternatieve analyse ons, een analyse die zich laat leiden door basiswaarden van het feminisme? Dat zou betekenen dat we moeten kijken welke machtshandelingen plaatsvinden in het huidig debat, wie er spreken en wat ze zeggen, wie er niet spreken en wat er niet gezegd wordt. Het debat wordt nu gevoerd door witte volwassenen. Meisjes worden zelden gehoord. Opmerkelijk is ook dat moslima's geheel uitgesloten worden van deze debatten, terwijl een deel van hen zich met de hoofddoek expliciet verzet tegen de cultuur van seks en bekeken worden.
Zo'n analyse zou nader laten zien dat het debat een racistische ondertoon heeft. Verhalen over loverboys gaan nagenoeg altijd over Marokkaanse jongens - autochtone souteneurs krijgen een andere naam. De discussie over geseksualiseerde videoclips gaat vrijwel uitsluitend over rap- en R&B-video's. Uit die discussie spreekt een onbenoemde vrees voor deze grote zwarte mannen en wulpse zwarte vrouwen. White anxiety wordt dat genoemd: angst voor een zwarte seksualiteit die niet de ‘onze' is.
Onderzoek naar seksualisering maakt meestal gebruik van experimenten. Proefpersonen (vaak studenten) worden blootgesteld aan geseksualiseerde beelden en vervolgens wordt ‘gemeten' hoe ze denken over seks en gender. Zulk onderzoek laat zien dat sexy videoclips leuker gevonden worden en dat meisjes na het zien van zo'n video een klein beetje meer denken dat sexy zijn belangrijk is. Het leven speelt zich echter niet af in laboratoria. Wat er gebeurt als deze mensen naar buiten stappen en hoe lang zo'n effect aanhoudt blijft volstrekt onduidelijk.
Een van de doelen van feministisch onderzoek is het geven van een stem aan vrouwen en het erkennen van hun geleefde ervaringen. In het huidig debat wordt over meisjes gesproken, maar niet met hen. Dit was de inzet van het proefschrift van Duits over meisjescultuur. Langdurig veldwerk met meisjes van 11-13 jaar in Amsterdam laat zien dat het merendeel van deze groep op de hoogte was van dit debat. Ook zij spraken hun zorgen uit. Zo vond een meisje van 12 bepaalde video's "seksistisch" en plaatste zij vraagtekens bij de commerciële aard van de muziekindustrie. Andere meisjes vonden seksualisering vooral schadelijk voor jongere kinderen - maar niet voor zichzelf. Er werden ook vraagtekens geplaatst bij wat seksualisering is: de dansjes van The Pussycat Dolls vonden meisjes helemaal niet over seks gaan. Ze vonden het gewoon leuk om zo te dansen.
Meisjes van 12 zijn nu eenmaal nog niet met seks bezig. Hand-in-hand lopen is leuk, tongzoenen is vaak nog vies. Maar hoe zit het dan met oudere meisjes? Keer op keer wordt uit onderzoek duidelijk dat de hedendaagse jeugd opmerkelijk braaf is als het op seks aankomt. Zo is de leeftijd waarop jongeren voor het eerst seks hebben in jaren niet gedaald (ligt op ongeveer 17,1) en vindt 84 procent van de jongeren liefde, trouw en intimiteit een belangrijke voorwaarde voor goede seks.
Dit zijn statistieken en daarop zijn ook uitzonderingen. En hier ligt een gevaar van de huidige seksualiseringsdiscussie. Al die belangstelling voor vermeende media-effecten leidt de aandacht af van daadwerkelijke problemen, en die zijn er. Er bestaat een groep jongeren met een groot scala aan problemen, waarbij seksualiteit vaak ook een rol speelt. Er is echter geen jeugdzorgwerker die de oorzaak van deze problemen legt bij geseksualiseerde mediabeelden. Het seksualiseringsdebat heeft er toe geleid dat er veel overheidsgeld is gestoken in projecten rond mediawijsheid voor groepen die dit helemaal niet nodig hebben. Dat geld had beter naar de jeugdzorg kunnen gaan.
De seksualiseringsdiscussie snakt naar feministische inbreng. Op hun beurt kunnen feministen het zich niet veroorloven zich niet met deze discussie te bemoeien.
Linda Duits is onafhankelijk sociaal wetenschapper bij Diep Onderzoek en Universiteit Utrecht. Liesbet van Zoonen is professor communicatie en media studies Loughborough University en Erasmus Universiteit Rotterdam.