Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Trage Post: Overspeeksel

Vorig jaar schreven tientallen grootouders trage brieven aan hun kleinkinderen: brieven van nu naar straks. Alle brieven worden bewaard en pas in 2030 bezorgd. Vanaf vandaag leest u regelmatig een van deze mooie brieven op de website van deBuren. Tijdens een feestelijke afsluitingsmiddag wordt bekendgemaakt welke kinderen nog een bijzondere tweede brief krijgen.
Door Kristina Stoefs op 19 feb 2013
Tekst
Literatuur & taal

Vorig jaar schreven tientallen grootouders trage brieven aan hun kleinkinderen: brieven van nu naar straks. Alle brieven worden bewaard en pas in 2030 bezorgd. Vanaf vandaag leest u regelmatig een van deze mooie brieven op de website van deBuren. Tijdens een feestelijke afsluitingsmiddag wordt bekendgemaakt welke kinderen nog een bijzondere tweede brief krijgen.



Oud-Heverlee, juli 2012


Lieve Vic,

Overspeeksel,’ zeg je en je spuwt krachtig op het ronde zwarte springdoek van de trampoline. Je zet een pas en onder je voetjes golft het doek op en neer als het verstoorde oppervlak boven een diepe donkere waterkuil.
   Ik lig op mijn rug aan de overzijde op het doek en neem een houding aan waarvan ik vermoed dat ze Guinevere waardig is. Jij verdeelt de rollen. Guineveres jeugd verjaagt even de stramheid uit mijn grootmoederlijke botten. Het is een hete zomerdag in de aanloop naar je vierde verjaardag en de stilte in onze tuin wordt enkel door onszelf verbroken.
   ‘Met overspeeksel’, herhaal je je zoveelste zelfbedachte woord, ‘kan de Rode Ridder een spoor aanleggen.’
   Ik knik. Klein Fluimpje schiet het door mijn hoofd. Nu ik in deze ring zwaarden en stokken verboden heb, boort je fantasie een nieuwe bron aan.
   ‘Met zo’n spoor kan Johan de vijand misleiden,’ is de volgende stap in je redenering.
   Ik knik opnieuw. De Vijand misleiden is een van onze belangrijkste bezigheden in de grote tuin. Achter elke struik of boom kan hij met getrokken zwaard tevoorschijn springen, onder elk bosje of haag kan hij zitten. De trampoline staat hier nog niet lang en het spel dat we aanvankelijk op een groot terrein speelden is nu teruggebracht tot de kleine arena achter het niets verhullende net.
   Je spuugt wat verderop een vers kloddertje in de boog waarmee ik in gedachten je producten verbind en die uiteindelijk naast mijn hoofd uitmondt.
   ‘En nu?,’ kan ik deze keer niet nalaten te vragen.
   ‘Nu spring ik heel hoog, de vijand komt, volgt het spoor maar hij vindt de Rode Ridder niet.’
   ‘Guinevere kan niet springen,’ werp ik dunnetjes op en wijs op mijn knie waarvan jij je regelmatig afvraagt of het er nog niet wat beter mee gaat.
   ‘Dat is net de bedoeling,’ zucht je op een toon die allerlei impliceert ‘Johan komt je dan redden.’
   Ik haal opgelucht adem.


Indien ik je nu zou vertellen dat deze brief bewaard zal worden in Het Portaal van de Stilte, zou je me vragen of dat ook een kasteel is. Welke ridder er woont en waarom het daar stil is.
   Ik zou graag antwoorden het ergens bestaat, een kasteel waar ridders wonen die geen vijanden meer hebben en waar wapengekletter op een dag helemaal verstomde.
   Maar dat spel zou je nu nog niet willen spelen.


‘Drie namen heb ik,’ verkondig je vaak luid:  ‘Vic, Johan en Voempie.’
   Vic, de naam die je van je ouders kreeg kon niet beter gekozen zijn voor de overwinnaar die je bij elk spel eist te zijn. Wanneer deze brief traag bij je toegekomen zal zijn, zal je ontdekt hebben dat altijd Vic of Johan zijn zelfs voor jou niet is weggelegd. Dat er bij alles wat je onderneemt ook een stukje Voempie in je blijft zitten.
   Dat hoop ik toch, maar dan een met heel veel overspeeksel.


Veel liefs,


oma, meter, kris

 

Vertel het verder: