Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Afgelopen vrijdag werd bekend dat onze collega Willem Bongers-Dek de Taalunie Scriptieprijs heeft gewonnen. Zijn scriptie over de literaire identiteit van Kader Abdolah is volgens de jury 'een goed gestructureerde en prettig geschreven studie' over 'een interessant, origineel en actueel onderwerp' en getuigt van 'scherpe focus en soevereine regie over de stof'. Willem, gefeliciteerd namens al je collega's!
Hij ontving de prijs uit handen van directeur Geert Joris, na een straffe speech van Koen Peeters (foto). De foto's werden gemaakt door collega Marianne Hommersom.
Het toeval wil dat Willem in 2012 medeorganisator was van de vorige uitreiking van de Scriptieprijs. Die avond, met optredens van Simon Den Harynck, Vitalski, Daan Heerma van Voss, Silke Vanhoof en RIOT, kunt hier herbeleven.
Hieronder een korte samenvatting van de winnende scriptie. Een deel van het derde hoofdstuk van deze scriptie werd gepubliceerd in Vooys 28.2 (de schrijver in zijn veld) en is hier na te lezen. De rest verschijnt, ijs en weder dienende, in de loop van 2013 in verschillende vakbladen.
Hoe komen we tot een adequate analyse van de positie van een hedendaagse auteur in het literaire veld? Hoe verdisconteren we de invloed van media en marketing zonder daarbij de singulariteit van de literaire tekst uit het oog te verliezen? Aan de hand van een eigen interpretatie van het posture-begrip van de literatuursocioloog Jérôme Meizoz – verstevigd met inzichten van Nathalie Heinich en Stephen Greenblatt – onderzocht ik in mijn scriptie verschillende aspecten van de literaire identiteit van Kader Abdolah. Welke verhalen vertelt de auteur over zichzelf en hoe wordt hierop gereageerd door andere actoren? Ontstaat er overeenstemming of frictie? Het corpus omvat zowel momenten van autorepresentatie (romans, verhalen, essays, columns, vertalingen, voorwoorden; het interne discursieve universum van een auteur) als van heterorepresentatie (flapteksten, reclameteksten, websites, recensies, wetenschappelijke artikelen, juryverslagen, media-interventies; het externe discursieve universum rond een auteur). Dat deze terreinen niet eenvoudig gescheiden kunnen worden, bewijst een genre als het interview waarin auto- en heterorepresentatie een complexe dans aangaan.
Uit dit corpus distilleerde ik enkele casussen om interessante aspecten van Abdolahs posture te onderzoeken. Na een chronologisch tweeluik over de intrede van Abdolah in het literaire veld (1993-1996), volgen drie diachronologische hoofdstukken waarin telkens één motief gevolgd van 1993 tot 1 juli 2011. Het eerste diachronologische hoofdstuk behelst een onderzoek naar de wijze waarop Abdolah zijn pseudoniem én zijn echte naam inzet om een bepaald zelfbeeld te communiceren. Daarna volgt weer een tweeluik, waarin ik de dynamische omgang onderzoek met twee andere literaire actoren: Annie M.G. Schmidt en Harry Mulisch. Het laatste hoofdstuk bestaat uit een korte reflectie op de uitkomsten van mijn onderzoek en de bruikbaarheid van het aangewende theoretische kader en besluit met enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek.