Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Internationaal onderwijsrecht heeft opvoeding nodig

Hoe staat het onderwijsrecht ervoor? Daphne Acoca bezocht het Tweede Wereldcongres over Recht op Onderwijs. Zij pleit voor moed en praktische aanbevelingen en roept de deelnemers op om hun huiswerk te maken: 'Ook onder bevriende professoren moet men elkaar de waarheid durven vertellen.'
Door Daphne Acoca op 11 dec 2012
Tekst
Politiek & samenleving

Hoe staat het onderwijsrecht ervoor? Daphne Acoca (deBuren) bezocht het Tweede Wereldcongres over Recht op Onderwijs (8-10 november in Brussel) en deelt haar bevindingen met ons. Zij pleit voor moed en praktische aanbevelingen en roept de deelnemers op om hun huiswerk te maken: 'Ook onder bevriende professoren moet men elkaar de waarheid durven vertellen.'

BRUSSEL - Op het schoolplein van Europa staat een eenzaam kind achter het schoolhek en dat kind stamt af van de Roma. Er zijn situaties bekend waarin het in aparte Romascholen wordt gestopt. Het krijgt vaak geen les in de eigen taal en haalt doorgaans geen middelbareschooldiploma. Als het Romakind al naar school gaat, dan krijgt het te maken met vooroordelen en discriminatie. Op het tweede Wereldcongres over Recht op Onderwijs is het onderwijs aan Romakinderen regelmatig onderwerp van gesprek.

Het congres vond van 8 tot en met 10 november plaats in Brussel. Doel: het samenbrengen van wereldwijde expertise op het gebied van onderwijs en recht. Officieel is de organisatie in handen van de ELA (European Association for Education Law and Policy), Unesco, de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel. In praktijk rust het congres grotendeels op de schouders van Jan de Groof, gespecialiseerd in onderwijsrecht en hoogleraar aan zowel het Europacollege te Brugge als de Universiteit van Tilburg. Hoogleraar Gracienne Lauwers, werkzaam aan zowel de Universiteit Antwerpen als de Vrije Universiteit Brussel, is verantwoordelijk voor de organisatie.

Lauwers werkt nauw samen met initiator Jan de Groof. Zijn energie kent geen grenzen. Hij slaapt twee uur per nacht. Gedurende het congres blijkt hoe groot zijn internationale netwerk is; wanneer hij sprekers het woord geeft noemt hij die vaak bij de voornaam. ‘Die persoonlijke aanpak heeft voordelen,’ zegt Ben Vermeulen, hoogleraar onderwijsrecht aan zowel de VU Amsterdam als de Radboud Universiteit Nijmegen. ‘Het merendeel van de aanwezigen is op persoonlijke titel uitgenodigd, wat hun betrokkenheid vergroot.’ Vermeulen was ook aanwezig bij de eerste editie van het wereldcongres in 2004, te Amsterdam. Op de vraag wat er na afloop van dat eerste congres gebeurde antwoordt hij: ‘De gevolgen zijn niet mis. Sindsdien zijn er regionale bijeenkomsten georganiseerd in onder andere Indonesië en Brazilië. Ook zijn er zusters opgericht van de ELA in onder meer Latijns-Amerika en Rusland.’

Niet alle aanwezigen zijn zo positief. Er wordt geklaagd over een te vol programma en een rommelige opzet. Wat de resultaten van 2004 betreft stelt een deelnemer: ‘Die zijn gering. Er verscheen een boek, maar dat belandt ongelezen in de kast, ook bij collega’s.’ Het is jammer dat niemand deze kritiek hardop wenst te uiten. Er zouden verbeteringen uit voort kunnen komen, mits men de mindere kanten op een opbouwende manier toelicht. Nu blijven de aanwezigen bij voorkeur langs elkaar heen manoeuvreren. De confrontatie wordt vermeden. Gracienne Lauwers onderschrijft dit. Op de vraag of er ook vertegenwoordigers van de Romagemeenschap aanwezig waren, antwoordt ze: ‘Wellicht, maar ik heb het niet specifiek gevraagd. Organisatorisch is het niet van belang om dergelijke privacyaspecten te bespreken.’

Hoewel het bewonderenswaardig is dat deze grote groep invloedrijke intellectuelen bij elkaar is gebracht, heeft het persoonlijk initiatief dus nadelen. Ook op organisatorisch niveau: er zijn wel degelijk absenten. Afrika en Zuid-Amerika zijn ondervertegenwoordigd; China is zelfs geheel afwezig. Gedurende het ‘wereldcongres’ blijkt dat het accent toch echt op de Europese onderwijsproblematiek ligt. Maar ook op dat niveau ontbreken eveneens vertegenwoordigers van bijvoorbeeld de Roma, momenteel met naar schatting 12 miljoen mensen de grootste etnische minderheid van Europa.

Bovendien houdt het merendeel van de sprekers een theoretisch verhaal; specialisten uit de onderwijs- en rechtspraktijk vormen bewust een bescheiden minderheid. Lauwers benadrukt dat bij de opzet van het congres praktische overwegingen een grote rol hebben gespeeld. ‘Er is gekozen voor een sterk afgebakende, juridische focus. Het moest een academisch congres worden. Beleidsmakers en pedagogen zijn niet actief uitgenodigd.’ Zouden deelnemers met een pragmatischer instelling niet veel hebben kunnen toevoegen? ‘Er zijn meerdere redenen dat we voor deze opzet hebben gekozen. Allereerst: pragmatiek kleurt. Het is de Europese traditie dat juristen losstaan van beleid. Daarnaast ontbrak het simpelweg ook aan middelen. Nu waren er 175 aanwezigen; bij een bredere opzet zouden dat er zomaar 1000 kunnen worden. Dat kost gewoon teveel.’ Juist specialisten zijn de aangewezen personen om daadwerkelijk veranderingen door te voeren. Dat iedereen recht heeft op onderwijs, is makkelijk gezegd. Toch blijft de logische vervolgvraag onbeantwoord: hoe moet dat recht ten uitvoer worden gebracht? Praktische aanbevelingen missen. Wat is er veranderd sinds het congres in 2004? Wie heeft sindsdien zijn huiswerk gemaakt?

Sezin Öney, aanwezig namens de Turkse Bilkent Universiteit, benadrukt deze vraag. ‘Europese landen blijven wat onderwijsbeleid betreft om de hete brij heen draaien. Wat willen we nu eigenlijk bereiken? Daar draait het om.’ Dit blijkt ook buiten Europa een moeilijke en vooral politiek geladen vraag. Tijdens een vragenronde komt het Spaanstalige onderwijs in de Verenigde Staten aan de orde. Waar de nadruk op zou moeten liggen? Hispanics Spaanstalig onderwijs aanbieden, of ze louter in het Engels onderwijzen? Alle antwoorden zijn politiek geladen; geen van de aanwezigen waagt zich aan een duidelijke uitspraak.

‘Onderwijs is beleid; juristen kunnen daar geen conclusies op baseren,’ beaamt Jacob de Boer, voormalig advocaat en nu verbonden als rechtendocent aan de Universiteit Tilburg. ‘Beleid is politiek. Het wordt niet op regels gebaseerd, maar op voorkeuren. Iedereen maakt daarin andere afwegingen.’ De gerechtelijke kant heeft dus een excuus voor de afwachtende houding, maar hoe zit dat met de beleidsmakers, de onderwijsexperts? Door de gevoelige context waarbinnen veel deskundigen noodgedwongen opereren, doet men te veel politiek correcte uitspraken. Niemand durft zijn kop boven het maaiveld uit te steken. Dat is jammer, want juist door werkelijk met elkaar in gesprek te gaan ontstaat wederzijds begrip, en daarmee de bereidheid met elkaar samen te werken. Als men op het congres niet open kan zijn over etnische afkomst of religie, voorkomt dat een open en eerlijke uitwisseling van kennis en informatie.

Kennis is pas waardevol als men weet hoe haar te gebruiken. Het internationale belang van kennisoverdracht is gigantisch. Regelmatig wordt onderwijs aangedragen als een oplossing voor wereldvraagstukken: armoede, oorlog, milieuproblematiek. Dit kan bewaarheid worden, maar dan zal de huidige kennis praktisch moeten worden toegepast. Alleen op die manier kan er daadwerkelijk iets veranderen. Wereldwijd gaan 65 miljoen kinderen nog altijd niet naar school, benadrukte Jan de Groof tijdens het congres. Die miljoenen hebben geen baat bij een vrijblijvende uitwisseling van feiten tussen experts. Actie is geboden. Onderwijs tot een internationaal recht uitroepen is niet voldoende  ̶  het daadwerkelijk handhaven van dat recht is essentieel.

Het internationaal genereren van aandacht voor onderwijsrecht zou aan die rechtshandhaving kunnen bijdragen. Door een minder theoretische opzet van het congres zou internationaal recht op onderwijs tegelijkertijd toegankelijker en aantrekkelijker worden, ook voor de media. Bovendien zou er actief druk kunnen worden uitgeoefend op lokale overheden om veranderingen teweeg te brengen. Nu gebeurt dit al, bijvoorbeeld door de lokale congressen die voortkwamen uit de eerste editie in 2004. Als vervolg op 2012 zal er ook worden samengewerkt binnen de EU, voornamelijk tussen nieuwere lidstaten waar eerder autoritaire regimes de macht hadden. Dit is een mooie eerste stap, maar ook buiten de Europese grenzen zou er meer bereikt kunnen worden. Wanneer hiervoor nog onvoldoende wetgeving bestaat, zal die er moeten komen. De uitdaging ligt in het vinden van een pragmatische houding, zowel in het veld als op het niveau van bestuur en beleid.

Wat zullen de resultaten van dit tweede congres zijn? De aanwezigen benoemen problemen, maar dragen nog nauwelijks oplossingen aan.  Paul Zoontjes, bijzonder hoogleraar onderwijsrecht aan de Universiteit Tilburg: ‘Een website zou al een grote verbetering zijn.’ Door middel van een digitaal platform zouden de verschillende partijen veel gemakkelijker met elkaar kunnen communiceren. Het wordt dan mogelijk om na afloop blijvend met elkaar van gedachten te wisselen. Nu gebeurt dat nog in een grotendeels informele setting, onzichtbaar voor diegenen die niet op het congres zelf aanwezig zijn geweest. Geen uitsluiten academisch discours meer dus  ̶  pragmatisme. Geen beleefd gesloten houding, maar openheid. Ook onder bevriende professoren moet men elkaar de waarheid durven vertellen.

Het Romakind heeft recht op toegang tot het Europese schoolplein. Mooie en ware woorden, maar de poort zit nog altijd op slot. En niet alleen voor de Roma. Wereldwijd staan miljoenen kinderen voor een dichte deur. Het Wereldcongres over Recht op Onderwijs heeft de mogelijkheid tot het openen van die deur: het kan de huidige situatie veranderen.  Jan de Groof heeft zijn kindje met liefde en toewijding grootgebracht. Nu wordt het tijd het de wijde wereld in te sturen.

 

Vertel het verder: