Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Zonder vergezicht gaat het niet

Meer Europa kan alleen in een kleiner Europa. Dat impliceert dat in een federaal Europa het zwaartepunt in oostelijke en zuidelijke richting zal verschuiven. Daar kun je voor kiezen, maar dat moet er dan wel bij worden gezegd, stelde Paul Scheffer op 1 september in De Standaard en NRC. Dit opiniestuk schreef hij naar aanleiding van de eerste aflevering van een nieuwe reeks Europadebatten waarvoor deBuren samenwerkt met De Unie, NRC Handelsblad en De Standaard.
Door Paul Scheffer op 13 sep 2012
Tekst
Politiek & samenleving

Meer Europa kan alleen in een kleiner Europa. Dat impliceert dat in een federaal Europa het zwaartepunt in oostelijke en zuidelijke richting zal verschuiven. Daar kun je voor kiezen, maar dat moet er dan wel bij worden gezegd, stelde Paul Scheffer op 1 september in De Standaard en NRC. Dit opiniestuk schreef hij naar aanleiding van de eerste aflevering van een nieuwe reeks Europadebatten waarvoor deBuren samenwerkt met De Unie, NRC Handelsblad en De Standaard.

We kijken dezer dagen naar het toneel waarop de lijsttrekkers in Nederland hun uitputtingsslag leveren en weten dat de echte acteurs elders zijn. De uitslag van de Franse of Griekse verkiezingen is belangrijker voor de toekomst van Nederland dan de uitkomst van onze eigen verkiezingen. De besluiten van de Europese Centrale Bank om het uiteenvallen van de gemeenschappelijke munt te voorkomen zijn doorslaggevend; welke partij deze verkiezingen wint, is van ondergeschikte betekenis.

Mijn gevoel van onbehagen terwijl ik naar de lijsttrekkers kijk, heeft ook te maken met het ontwijken van het eigenlijke onderwerp: wat is het idee over Europa dat de partijen aan ons willen voorhouden? We krijgen door de meeste politici een vals compromis voorgeschoteld: we gaan door met de monetaire unie, maar spreken niet over de vaste vorm die een politieke unie moet krijgen. En we houden vol dat de muntunie geen transferunie is, terwijl iedereen inmiddels weet dat er veel geld van Noord naar Zuid gaat en voorlopig zal blijven gaan.

We kunnen niet meer verder zonder vergezicht: in de komende jaren moet indringend worden gesproken over de ‘finaliteit' van de integratie. Anders gezegd: wat is de uiteindelijke vorm die de Europese Unie moet krijgen? Links-liberale politici als Alexander Pechtold en Guy Verhofstadt zijn daarover duidelijk en dat siert ze. Volgens hen moeten we een echte federatie willen, met alles erop en eraan. Een grondwet die voorziet in een gekozen president, een volwaardig parlement, een eigen belastingheffing en een leger. Eigenlijk een kopie van het Duitse of Amerikaanse federalisme, waarbij de nationale staten worden gezien als deelstaten.

Die vraag naar het einddoel van Europa is altijd ontweken. Dat was een heel productieve vermijding, want iedereen wist dat alleen iets tot stand kon worden gebracht als stap voor stap, van compromis naar compromis, de integratie in de Europese Gemeenschap vorm zou krijgen. Juist door de vraag naar de finaliteit niet voorop te stellen konden voor- en tegenstanders van een federalisme, konden vooral Frankrijk en Duitsland, samenwerken. Een Amerikaanse kenner, Stanley Hoffmann, omschreef de integratie daarom als ‘een beweging zonder doel'.

Maar die vermijding is nu niet meer vol te houden. Jacques Delors, de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie, wist het al midden jaren negentig. Met de invoering van een gemeenschappelijke munt werd een stap gezet die voorbij alle pragmatische compromisvorming reikte. Vanaf dat moment kon de vraag of we nu een federatie willen, niet langer worden uitgesteld. Maar het echte debat is nooit van de grond gekomen.

Het pleidooi van Pechtold en Verhofstadt is daarom belangrijk. Een Europese federatie heeft als grote voordeel dat het een inzichtelijke staatsstructuur is, die bovendien in theorie heel democratisch kan functioneren. Het zou een einde maken aan het ongemakkelijke compromis tussen supranationale en intergouvernementele instituties die de Unie nu kenmerkt. Maar over de nadelen en problemen van deze keuze hoor je beiden niet: zoals veel mensen met een missie neigen ze naar de monoloog. Toch moeten in de komende tijd – mede naar aanleiding van het plan waarmee Herman Van Rompuy komt – de voor- en nadelen van een federatie nu eens echt worden besproken.

Ik zie de mogelijkheden van federalisering, maar de problemen van die keuze zijn ook duidelijk. Zo is verdere integratie ondenkbaar met alle lidstaten van de Unie, al was het maar omdat de Britten er mordicus tegen zijn. Meer Europa kan alleen in een kleiner Europa. En dat zal dus een Unie zijn zonder de landen waarmee Nederland – en tot op zekere hoogte ook Vlaanderen – zich het meest verwant voelt, zoals het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen. Dus zal in een federaal Europa het zwaartepunt in oostelijke en zuidelijke richting verschuiven. Daar kun je voor kiezen, maar dat moet er dan wel bij worden gezegd.

Bovendien zijn ook in zo'n kleinere federatie de cultuurverschillen niet snel overbrugd. De relatie tussen staat en burger is in de zuidelijke landen – die vaak in het nabije verleden dictatoriale regimes hebben gekend – nogal verschillend van die in het noordelijke deel van Europa. De burgers in landen als Spanje of Griekenland wantrouwen hun overheden en dat merk je bijvoorbeeld aan de bereidheid in dat laatste land om belasting te betalen. Dat is geen fataliteit, maar het kost wel tijd, veel tijd om zulke ingesleten historische patronen te veranderen.

Aan Vlaamse politici als Guy Verhofstadt en Karel De Gucht zou je zo graag eens willen vragen: wat zijn de lessen die zij trekken uit het langzame ontbindingsproces van België? Hoe kunnen ze met zoveel vertrouwen spreken over de eenwording van meer dan twintig landen, met zeer uiteenlopende geschiedenissen, terwijl het hen niet is gelukt om hun eigen land bijeen te houden, om het Vlaamse nationalisme te beteugelen? Wat zegt die mislukking over de toekomst van Europa?

Ik denk dat de schrijver van Istendael gelijk had toen hij schreef: L'Europe sera belge ou ne sera pas. Vrij vertaald zegt hij: Europa moet zich ontwikkelen naar het evenbeeld van België als meertalige democratie of het Europese project zal mislukken. Dat schreef hij in de jaren dat België nog redelijk goed functioneerde, maar inmiddels zijn we bijna twintig jaar verder en drijven Walen en Vlamingen steeds verder uiteen.

Laten we ook iets leren van de eurocrisis. Al blijft de munt bestaan, omdat de kosten van een mislukking met de dag hoger oplopen, dan nog is duidelijk dat de oorspronkelijke doelstellingen niet zijn gerealiseerd. Want de munt had toch tot doel om de macht van Duitsland in Europa in te tomen? Nu, die macht is zichtbaarder dan ooit. Ook in dit opzicht is de uitkomst anders: de euro heeft de tegenstellingen enorm verscherpt. Erger nog, door de eurocrisis is het vertrouwen in Europa voor lange tijd ondermijnd.

De dwangbuis van de euro mag een eigen keuze zijn geweest, maar te snel zijn te veel landen er onderdeel van geworden. Van de geschiedenis van de Europese Gemeenschap had geleerd kunnen worden dat de uitbreiding van de oorspronkelijke zes naar de huidige zevenentwintig leden bijna een halve eeuw heeft gekost. Het is te snel gegaan, en mede daardoor is het wantrouwen tussen landen groot. Dat komt tot uiting in een opeenstapeling van controlemaatregelen.

Normaal gesproken maak je na zo'n echec pas op de plaats. Alle intuïtie zegt toch dat, nu de oorspronkelijke doelstellingen zo in hun tegendeel zijn verkeerd, we eerst eens moeten doorgronden wat er mis is gegaan. Maar het parool luidt: in snel tempo verder met de eenwording. Het behoud van euro dwingt immers tot een politieke unie en dat kan niets anders zijn dan een keuze voor een Verenigde Staten van Europa.

Dat pleidooi voor een federaal Europa is krachtig en heeft tegelijk iets wereldvreemds. Verhofstadt vraagt om vertrouwen in zijn project, maar in een boek over de krediet- en eurocrisis van twee jaar geleden prijst hij omstandig de Spaanse banken voor hun solide beleid (zie p. 70). Ook de ondertitel van dat boek – ‘Hoe Europa de wereld kan redden' – duidt op een nogal onthechte blik op de wereld. We hebben de afgelopen jaren toch gezien hoe datzelfde Europa bij India en China moest bedelen om steun bij het oplossen van de eurocrisis?

Mijn slotsom is dat de Europese Unie een gemengde orde is en ook in de toekomst moet blijven. Met gemengd bedoel ik dat naast federale instituties – zoals een gerechtshof en een centrale bank – ook vormen van intergouvernementeel bestuur – zoals de raad van regeringsleiders, de Europese Raad – nodig zullen blijven. Anders gezegd: de nationale staten zullen geen deelstaten worden in een federatie. Die illusie moeten we definitief achter ons laten.

Een Europa met de huidige zevenentwintig staten kan nooit een Verenigde Staten van Europa worden en moet dat ook niet willen worden. Het Europese Parlement kan in het veeltalige Europa niet zonder een grotere betrokkenheid van nationale parlementen. Die verwevenheid moet het uitgangspunt zijn voor het denken over een politieke vorm voor Europa. Een duurzame unie kan heeft de legitimiteit van nationale staten nodig en omgekeerd kunnen die staten niet langer functioneren zonder de samenhang die deze unie biedt. Want het is waar: in een wereldwijde markt die wilder is dan ooit kunnen landen als Nederland en België, maar ook Frankrijk het niet alleen.

De onzekerheid over de betekenis van nationale staten in Europa is overigens niet van vandaag of gisteren. Misschien is geruststellend dat men anderhalve eeuw geleden al met zulke twijfel kampte. Rudolf Thorbecke, de vader van de Nederlandse grondwet, noteerde in 1844 de volgende overpeinzing, de afscheiding van België nog vers in de herinnering: ‘Bezit de natie nog die kracht en dat karakter, dat zij verdient, meer dan in naam en schijn zelfstandig te zijn. Men kan soms twijfelen. wij moeten handelen, alsof de twijfel niet bestaat; alsof wij bestemd zijn, enig eigen oorspronkelijke nationaliteit voor alle tijden te bewaren.' Voor alle tijd is wat veel van het goede, laten zeggen: voor de afzienbare tijd.

 

Dit artikel verscheen op 1 september 2012 in De Standaard en NRC Handelsblad.

Foto: Bernd Kammerer/ap

Vertel het verder: