Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
deBuren en het M HKA vroegen jonge schrijvers om te reflecteren op de overzichtstentoonstelling 'Jimmie Durham: een kwestie van leven en dood en zingen'. Karolien Deman duikt diep in Durhams antisymboliek en ontdekt wat zijn voornaamste wapen is.
Een grijns die geworteld ligt in het oeroude genoegen om zonder enige schroom te handelen naar destructieve waanzinnigheid. Dat is de grijns die ik frequent meende te herkennen op de gezichten van de aanwezigen tijdens de tentoonstelling van Jimmie Durham in het M KHA. Eigenlijk wringt het met het menselijk intellect om, als de scheppende wezens die we zijn, iets doelloos te vernietigen. Maar tegelijk kan zo’n primitieve wijze van handelen bevrijdend werken, ons doen relativeren en loslaten. Uiterst comfortabel in de rode zachte sofa zat ik mee te grijnzen om de reeks filmfragmenten waarbij Durham met stenen gooit naar objecten. Elk fragment heeft een ander lijdend voorwerp als hoofdrol. Het is op een onalledaagse wijze genieten om een telefoon gestenigd te zien worden. Strategisch plaatst Durham zich net buiten het beeld, waardoor hij zich deze daden niet toe-eigent maar deelt met ons. Er gaat geen agressie van uit, de focus ligt eerder op de handeling op zich en het effect dat het instigeert.
Ik aanschouw ook hoe hij samen met zijn eega, Maria Thereza Alves, met uitgebreide toewijding en voorbereiding een schaalmodel van een archaïsch ogend houten bootje vervaardigt. Dit creatieproces wordt fastforward afgespeeld waardoor de nadruk op het tijdrovende aspect wordt gelegd. Daarna, weer in normale snelheid, dobbert Durham in een wankel rubber bootje op een waterpartij van waaruit hij met een licht slapstickgehalte zijn houten bootje, met een zware steen als lading, te water poogt te laten. Het houten bootje houdt uiteindelijk nog geen 5 seconden stand op het water; de te grote steen doet het bootje zinken. Gegrinnik naast mij. Absurditeit, het kan inderdaad grappig zijn en het openbaart zich in vele verschillende gedaanten. De soort van absurditeit (als we het al zo oneerbiedig kunnen noemen) waaraan Durham uitdrukking geeft, getuigt van een hoger bewustzijn dat in staat is om te handelen om de handeling zelf en elke vorm van verwachting of resultaat los te laten. Deze denkwijze staat in schril contrast met de westerse mentaliteit die zo snel mogelijk naar materiële resultaten streeft. Het westerse productieproces heeft zelfs geen bewustzijn, het is ondergeschikt aan zijn product en zou indien mogelijk zelfs overgeslagen worden.
Uiteraard kon Durham wel verwachten dat het bootje zou zinken, maar dat was niet het hoofddoel. Destructie vindt zowel zijn oorsprong als tegengestelde in creatie en het effect dringt nog dieper binnen als we getuige zijn geweest van de arbeid die eraan vooraf gegaan is. Het creërende ritueel brengt onzichtbare krachten/ideologieën voort, maar ook het vernietigende ritueel bezit deze macht. Deze film speelt zich af op de snijlijn tussen creatie en destructie, het ene versterkt door het andere.
De Potlatch, een uitgedoofde Noord-Amerikaanse traditie, was een manier om de rijkdom en onschendbaarheid van een Indianenstam aan een andere rivaliserende stam over te brengen door het massaal vernietigen van hun eigen bezittingen. Beseffende hoeveel werkuren hiermee teniet werden gedaan, demotiveerde het de tegenpartij om aan te vallen. De beweegreden omvatte ook het verlangen naar een verhoging van de status. Gezien vanuit een West-Europees standpunt zijn 'verkwistingen' uiteraard onacceptabel, men ging er tegenin en vanaf de 19e eeuw is het gebruik sterk afgenomen. De verwoestingen zijn nooit opgehouden en zelfs op grote schaal toegenomen, ze spelen zich nu echter op een heel andere en hypocriete achtergrond af. We zijn er allemaal van bewust, maar worden niet rechtstreeks geconfronteerd met bijvoorbeeld de overbevissing, de reductie van het regenwoud en de vele andere cruciale levensvormen die verloren gaan. Het rituele aspect is verdwenen en vervangen door economische belangen. Misvormd als we zijn, keuren we nu gechoqueerd en misnoegd een rituele vernietiging (misschien tegelijk zelfs een soort reiniging?) af terwijl de we de levensbedreigende destructie rondom ons dagelijks negeren. Durham gooit stenen naar de Westerse instelling die vervreemd is geraakt van haar eigen afkomst. De typisch menselijke drang naar (bewuste), nu onderdrukte, ongehoordheid wordt hierbij met een glimlach aangewakkerd.
Stenen vertegenwoordigen de primordiale woningen en gebruiksvoorwerpen van de mens. Deze tentoonstelling reflecteert de afstand tussen de moderne westerse mens en deze intense connectie met het aardse waaraan hij is voorbij geëvolueerd. Het werk Rocks encouraged lijkt zich daarbij aan te bieden als een kans om (opnieuw) tot inzicht te komen. Om de ervaring te intensifiëren stond Durham erop dat er slechts één persoon per keer binnen mag in deze geluidsdichte kamer. Aangesterkt door de verlichting, stilte en vreemde geur hangt er een sacrale sfeer waarin verschillende versteende boomstronken gepresenteerd staan. Aan de muur hangt een poëtische tekst dat verwijst naar het verlies van waarden. Zoals wel vaker het geval is bij goede kunst, moet je er de tijd voor nemen. De inhoudelijke gelaagdheid en de aanzienlijke hoeveelheid details die deze tentoonstelling vullen, stellen deze eis ter compensatie van een optimale ervaring.
Durhams fascinatie voor stenen en de antisymbolische link die hij hiermee legt naar westerse architectuur, is erg passend bij zijn persoonlijke turbulente en ongeaarde roots. Als een 'thuisloze wees' heeft hij zich nooit ergens permanent kunnen settelen en woonde hij in meerdere landen en steden. Doch te midden van dat 'thuisloze' voelt hij zich juist thuis, de omstandigheden zijn dan ideaal voor de vlam die zijn inspiratie brandende houdt. Verschillende van zijn geassembleerde installaties geven onrechtstreeks uitdrukking aan de afkering van de comfortabele en statische aspecten die geconnoteerd zijn met architectuur. Anderzijds impliceert zijn werk ook een onderliggende zoektocht naar afkomst en identiteit, mede door zijn Indiaanse Ani-yun'wiya-achtergrond die onlosmakelijk blijft sluimeren in zijn materiaalkeuze. De merkwaardige eclectiek van de gebruikte materialen kan bijna niet anders dan het benadrukken van zijn innerlijke onbestemdheid. Net zoals Durham zelf, getuigt zijn oeuvre van conceptuele consequentie, zonder moraliserend karakter en reageert het, ondanks de frappante contrasten in materiaal (en origine), als een eenheid. Met een haast spirituele lichtheid maakt deze protagonistische postkolonialist gebruik van humor als relativerend wapen om de beladen onderwerpen die huizen in zijn kunst aan het licht te brengen.
De overzichtstentoonstelling Een kwestie van leven en dood en zingen van Jimmie Durham is nog tot 18 november te zien in het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen.