Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Wat vertellen een verzameling scherven of een oude sofa ons? In het Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen stond Roos tegenover een paddenstoel en een steen die liever een vis had willen zijn. Ze ontdekte waar onze verhalen vandaan komen.
Oog in oog met een paddenstoel begreep ik het. De paddenstoel in kwestie hing, geplet op een linnen doek, aan de muur van een museum. Hoewel ik het had kunnen zien aankomen (er waren die middag al vele aparte installaties voorbij gekomen), las ik nietsvermoedend het tekstje dat ernaast hing. Ik las dat kunstenaar Jimmie Durham de paddenstoel had gevonden in het Duitse Grünewald. Hij twijfelde nog over de exacte soort, maar had hem toch meegenomen en geconserveerd waardoor dit exemplaar nu voor mij hing. Die paddenstoel ziet er inderdaad een beetje gek uit, maar, schreef de kunstenaar in zijn hoekig handschrift verder, "you are also a bit strange". Ik keek weer naar de geplette paddenstoel - die vond mij net zo raar als ik hem. Alleen kon ik de paddenstoel bekijken, analyseren en beoordelen als lelijk, vreemd, authentiek, veelzeggend. Daar hoeft de paddenstoel niets voor te doen.
De Amerikaanse kunstenaar Jimmie Durham is een ongewone verzamelaar van verhalen, mythes, stenen, paddenstoelen, maskers, buizen. In de net geopende overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen zien we de wereld door de ogen van Jimmie Durham. We zien dat de dingen meestal net niet passen, maar dat onze eigen associaties en verhalen het kloppend maken. Wij willen verbanden zien, de dingen beoordelen als vreemd of niet vreemd. In beelden, installaties, essays en gedichten onderzoekt Durham oude tradities en hedendaagse mythes over de ander, onszelf en onze omgeving.
Voor de paddenstoel geldt hetzelfde als voor de steen die een vis wilde zijn. Een stip verf op de juiste plek en de titel zijn genoeg om de steen een eigen verhaal te geven, of, in de woorden van Durham, genoeg om een object tot gedachte te maken. Dit geldt ook voor de verzamelingen die Durham tentoonstelt. "It may be that there are more similarities than we think in these objects", staat er in heel kleine lettertjes naast enkele scherven in het werk They Almost Fit (2006). Misschien passen ze dan toch bij elkaar. Net als de stenen uit Iran, het bladgoud en het lichtgele zand in Various Elements From The Actual World.
Die verhouding tussen mensen, plekken en dingen doet me denken aan het recente boek Pilgrimage van Annie Leibovitz. De fotografe, die wereldberoemd werd met haar portretten van onder andere John Lennon, Queen Elizabeth en Lady Gaga, besloot geen mensen meer te fotograferen. Of althans, geen zichtbare mensen, want de objecten en plekken die ze tijdens haar omzwervingen door de Verenigde Staten en Engeland vastlegde, ademen verhalen. "I have a bit of a feeling that I've had it with people. But you don't ever get away from people, really. And these are pictures of people to me. It's all we have left to represent them. I'm dealing with things that are going away, disappearing, crumbling. How do we hold on to stuff?"
De foto Sigmund Freud's couch (2009) - Annie Leibovitz fascineerde me, nog voor ik wist dat het de sofa van Sigmund Freud was. Bladerend door het boek zie ik de slaapkamer van Virginia Woolf, het tuinhuis van Charles Darwin, de kapotte televisie van Elvis Presley. Ik besef dat onze verhalen de plekken en objecten een identiteit geven. Zou een foto van de kapotte televisie van een onbekende muzikant minder mooi zijn geweest?
Wat willen we vinden in de plekken en de dingen? Of, anders gezegd, hoe werkt de aantrekkingskracht van een specifieke plek? Bestaat er nog zoiets als lokaliteit, iets wat nergens anders te vinden zou zijn, in een wereld waarin identiteiten tot ver over landsgrenzen reiken? Razendsnel verplaatsen we informatie, beelden en onszelf over de wereld. We maken deel uit van een netwerk en zijn nooit lang op een plek. Toch worden we ook getroost door het idee dat een bepaalde plek bij ons hoort omdat we er een identiteit aan kunnen ontlenen. In eerste instantie lijken ze elkaars tegenpolen: lokaal versus globaal, vastigheid versus flexibiliteit, een fysieke plek versus een virtueel netwerk. De hedendaagse antropoloog Arjun Appadurai denkt echter niet in deze tegenstellingen. In zijn onderzoek naar het lokale en globale, stelt hij dat wat een plek of object lokaal maakt geen vaststaand gegeven is. Het lokale is niet zozeer een fysieke, bestaande plek, maar vooral een proces in de verbeelding.
Onze ervaring van het lokale, de verhalen die we verbinden aan plekken en dingen, bevat vele lagen. Of het nu gaat om de televisie van Elvis, de steentjes die Durham ons toont, of de plek waar we ons thuis voelen: de ervaring komt voort uit verhalen en de verbindingen die we maken tussen onze persoonlijke associaties en deze fysieke plek."Not all land, even in Europe, belongs to someone." schrijft Durham. Eerder dan dat wij ze bezitten, geven we onze verhalen een onderkomen in plekken en objecten. Daarmee wil ik niet zeggen dat het onzinnig is om je te hechten aan plekken en de dingen. Interessanter is om te onderzoeken wiens verhalen daar liggen, hoe ze daar zijn gekomen en hoe we ermee omgaan. Belangrijk om te onderzoeken bovendien, want hoe vaak wordt er wel niet een beroep gedaan op de authentieke eigenschappen van een plek, een lokale identiteit die daar zou liggen. De omzwervingen van Jimmie Durham en Annie Leibovitz laten, ieder op een heel andere manier, onze veranderlijke relatie met plekken zien. Het zijn de verhalen veranderen; de paddenstoel, de stenen, de sofa blijven wel.
Dit artikel verscheen ook eerder in het tijdschrift Hard//hoofd. De overzichtstentoonstelling van Jimmie Durham is van 24 mei tot 18 november 2012 te zien.