Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Fijnaut en de ondergang van nederwiet

'Eeuwenlang gold Nederland, met zijn allicht op economisch nut geschraagde traditie van tolerantie, als het vruchtbare toevluchtsoord voor onnoembare, geniale Europese geesten, van Descartes en Leeuwenhoeck tot Mandeville, Spinoza, heel even zelfs Rousseau. De laatste tijd hangt er evenwel iets rottigs, iets geborneerds, iets verstikkends in de staat van Oranje.'
Door Vitalski op 21 mei 2012
Tekst
Politiek & samenleving

Gainsbourg gaf Frankrijk de reggae cadeau met zijn Marseillaise, Gezien Door Bob Marley, Doe Maar blies, begin jaren tachtig toen alles nog mocht, Jamaica door onze contreien met een net zo afdwingend nationaal symbool: de 'cannabis sativa Hollandica', bezongen in de hitsingle Nederwiet. Bestond er ooit een nog sterkere reclamecampagne voor een landelijk exportproduct? 'Daarvan wordt je zo high / als een Vlaamse papegaai.' Emancipatie. Onze tijdsgeest eigen is dit liedje nu helaas een requiem geworden.

De discussie over de zonet ingevoerde 'wietpas' is op zich een beetje saai, maar toch verslikte ik mij in mijn koffie toen ik, de vierde mei, van deze maatregel het brein, de Nederlandse criminoloog en hoogleraar rechtsvergelijking Cyrille Fijnaut aan het woord zag op de Vlaamse televisie. Uiterlijk scheen die goede grijsaard mij tegengesteld aan street-credibel. Maar oké: misschien had hij wel iets weg van Derrick. En 'Derrick lost altijd alles op,' zoals de dichter JMH Berckmans wel eens noteerde. Al voegde die daaraan toe: 'Het is dan ook nooit erg ingewikkeld, alles is altijd heel, heel erg eenvoudig bij Derrick.' Fijnaut portretteerde zichzelf nog anders, een week tevoren in de krant: 'Ik ben geen wonderdokter, maar misschien heb ik wel een soort van timmermansoog. Ik kan toch in ieder geval inzicht geven.'

In het televisieprogramma Terzake had Fijnaut het over 'grote problemen in de overlast,' en zijn ambitie om althans 'de ergste vormen daarvan terug te dringen.' Waarop zijn gastvrouw, Kathleen Cools, hem de vraag voorlegde over wat voor overlast het dan gaat. 'Want,' zei ze, 'u bent ervaringsdeskundige?' Antwoord: 'Die overlast neemt vele vormen aan. Dat gaat over overlast rond coffeeshops. Dat gaat over overlast in het verkeer. Dat gaat over overlast in de vorm van runners die proberen klanten te werven.'

Hieruit niet veel wijzer geworden, probeerde Cools het over een andere, minder wetenschappelijke boeg: 'U woont in Tilburg, u zag het daar zelf gebeuren ... ' Waarop de empirist in Fijnaut effectief wakker werd: 'Ik woon aan een van de grote invalswegen en op het einde van de middag, of het begin van de avond, dan zie je zo een aantal kleinere auto's, meestal met Belgische kentekens, waar een of twee jongens in zitten, de petjes achterover, en die dan naar de bekende coffeeshops gaan.'

Tot zover dus Fijnauts professionele definitie van overlast. Vreemd genoeg uit de doeken gedaan met aldoor een grote, genoegzame glimlach. In mijn buurt, in Antwerpen, is er ook overlast: hier rijden sommige jongeren 120 kilometer per uur in een woonbuurt waar kinderen spelen – maar om dit soort van overlast op de televisie aan te kaarten met een glimlach, lijkt me gewoon niet ethisch. De kracht van Derrick schuilde toch ook hierin dat die helemaal nooit lachte? Inmiddels leek die glunderende Fijnaut dan ook minder op Horst Tappert dan wel op Aart Staartjes in de laatste aflevering van Sesamstraat.

En wat bedoelde hij met die categorische, aan Lavater schatplichtige beschrijving van die 'petjes achterover'? Bij ons worden dat soort petjes enkel gedragen door wat in Nederland zo fijntjes wordt genoemd 'kutmarokkaantjes'. Maar die roken geen hasjiesj, die teren op speed en meer nog cocaïne. En die rijden in gehuurde sportwagens, die zie je niet in Tilburg. Zo de antieke criminoloog dan toch aan anatomische vergelijking moet doen: de gemiddelde coffeeshopklant is herkenbaar ofwel aan zijn dreadlocks, ofwel aan zijn fijne zijstreep en zijn goed verzorgde das – door de week werkt hij immers als ploegbaas op een fatsoenlijk kantoor. Maar goed, bij de afronding van het gesprek was Fijnaut wel zeer eerlijk: 'Ik geef toe,' sprak hij, nog steeds met die glimlach, 'ik geef toe dat er nu een toename gaat zijn van illegale distributie.'

Je duizelt bij zoveel destructief gebrek aan logica, maar ergens moet je voor deze hoogleraar-criminoloog toch ook wel je pet afnemen – eender of die nu omgekeerd op je kop staat of niet. Eeuwenlang gold Nederland, met zijn allicht op economisch nut geschraagde traditie van tolerantie, als het vruchtbare toevluchtsoord voor onnoembare, geniale Europese geesten, van Descartes en Leeuwenhoeck tot Mandeville, Spinoza, heel even zelfs Rousseau. De laatste tijd hangt er evenwel iets rottigs, iets geborneerds, iets verstikkends in de staat van Oranje, en de verdienste van zo iemand Fijnaut is tenminste dat hij deze regressieve kracht ongegeneerd belichaamt en aanschouwelijk maakt.

Vertel het verder: