Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

De serial cat & dog killers van Yerevan

Yerevan is in 2012 Wereldboekenhoofdstad en deBuren is volop bezig met een editie van citybooks aldaar. Serge van Duijnhoven is de eerste auteur die de Armeense hoofdstad in een literair stadsportret zal gaan vangen. Op zijn blog houdt hij ons op de hoogte van zijn wederwaardigheden. Deze week: Rousseau, Lord Byron en seriemoordende animal cops.
Door Serge van Duijnhoven op 27 apr 2012
Tekst
Literatuur & taal
citybooks

Yerevan is in 2012 Wereldboekenhoofdstad en deBuren is volop bezig met een editie van citybooks aldaar. Serge van Duijnhoven is de eerste auteur die de Armeense hoofdstad in een literair stadsportret zal gaan vangen. Op zijn blog houdt hij ons op de hoogte van zijn wederwaardigheden. Deze week: Rousseau, Lord Byron en seriemoordende animal cops.

Armenië bevond zich eeuwenlang in de voorste rangen van de menselijke cultuur en geschiedenis. Allereerst is er natuurlijk het apocriefe verhaal van Noach die met zijn ark des verbonds en dierentuin aan zoölogische exempelen na de zondvloed neerstreek op de flanken van de hoge berg Ararat. Waaromheen al in oeroude tijden, lang voor de Grieken tot wasdom kwamen, sprake was van een Armeens koninkrijk genaamd Urartu. Vervolgens was Armenië ook het eerste land op deze aardbol dat, in 301, het christendom als staatsgodsdienst omarmde.

Ook daarna stond Armenië nog lang symbool voor de avant-garde, en was het in de rest van de wereld du bon ton om zich met het gewijde land en zijn intricate coutumes in te laten. Er was een tijd dat Jean-Jacques Rousseau zich naar de Armeense mode kleedde, in turban en kaftan. Dat de Weense burgerij zich verlustigde aan Armeense koffie uit Erevaanse koffiefonteinen. En dat jonge avonturiers zoals Lord Byron het hip vonden om zich een tijdlang toe te leggen op beheersing van de exotisch aandoende en extreem moeilijk te beheersen Armeense taal en letterkunde; beide gebaseerd op een hardvochtig alfabet van 39 letters dat eerder van doen heeft met een unicodisch spijkerschrift dan een moderne letterset.


 
Helaas, ook voor een land als Armenië, geldt de onder historici als onverbiddelijk ervaren wet van de remmende voorsprong. Zij die vroeger de eersten waren, zullen later de laatsten zijn. Er treedt voor allen die ooit voorop liepen, op zeker moment vertraging op in de beweging voorwaarts. Sleet op de raderen. Roest op de riemen. Vermoeidheid. Verstarring. En uiteindelijk achteruitgang.

In Armenië is die achteruitgang overal sociaal bespeurbaar en zintuiglijk ook heel voelbaar. Je ziet het aan de kleur van de huizen, de gaten in en rond het asfalt, het afval met de miljoenen in de wind en tijd verwaaide plastic zakjes die het ganse landschap omzwermen, je ruikt het aan de vuurtjes die worden gestookt om dat afval op te branden, de rot die intreedt in de gangen en het beton van de gebouwen.


 
Armenië is een land dat de prettig romantische staat van schemerend verval allang is gepasseerd. Het is een land in ontbinding. Maar iedere chemicus weet: al die ontbinding resulteert automatisch op een zeker moment weer in nieuwe verbindingen. Dus het is misschien iets om triest van te worden, al dit alomtegenwoordige verval in het land. Maar niet wanhopig. Er gloeit vast en zeker weer iets van nieuw en nobel leven op de bodem van deze eindeloos lijkende stortkoker waarin het Kaukasische land momenteel nog steeds langzaam te pletter aan het vallen is.

Wat er momenteel echter vooral nog uit die stortkokers tevoorschijn komt, is te onsmakelijk voor woorden. Op de binnenplaats van het Sovjetcomplex waar mijn geliefde en ik resideren, vlak achter het centraal gelegen Sacharov Plein, stopt elke week een dieseltruck. Jongens en mannen beginnen dan de inhoud van de vuilkokers op straat te kieperen. Vervolgens scheppen ze het vuil, dat zich in walmende bergen ophoopt voor de trappen van de flats, weer over in de laadbak van de aftandse vrachtwagen. Middels krachtige schepbewegingen die bij een normaal mens de ellebogen uit de kom zouden doen springen. Het vuilnis dat overvloedig van de scheppen druipt en dwaalt, dwarrelt weg over de binnenplaats. Of blijft achter in de talrijke hoeken en gaten van het flatcomplex, op de binnenplaats waarvan er een speelplaats is voor de jeugd. En op het midden waarvan zich een smalle allee bevindt, vol nerinkjes alwaar noodzakelijkheden voor de eerste levensbehoeften worden verkocht zoals fruit, brood, kaas en Coca dan wel Pepsi Cola. Bij iedere vuilnisopruiming, blijft er meer vuilnis dan voorheen achter op het pleintje. Het is, om het zo maar te zeggen, dweilen met een poepsmerige dweil en de kraan met het rioolwater wijd open.

Toch is, het moet gezegd, Yerevan tevens een van de mooiste, lieflijkste en heerlijkste steden die ik in mijn leven totnogtoe heb mogen bezoeken. Er zijn tal van parken met vijvers, fonteintjes waar je bronwater uit kunt drinken, er bevindt zich een myriade aan terrasjes in de stad waar je 24 uur op alle dagen bediend kunt worden voor een eenvoudige doch voedzame maaltijd en een verfrissend Kilikia-bier. De vrouwen in de stad bewegen zich, zonder uitzondering, voort over straat in volle elegantie en splendeur. Zorgvuldig opgemaakt, in jurk of minirok met panty, op hakken die even hoog als dun zijn. Het fijnst is Yerevan te beleven bij valavond. Als de zon valt over de Ararat en de Araks-vlakte, en je het warme licht in koperachtige kleuren langzaam achter de heuvels weg ziet trekken. En er een rumoerige schaduw overblijft, waarin parmantig paraderende stadsbewoners, toeterende taxi’s, kwetterende kinderen en flirtende jongeren bezit nemen van de parken en de straten. Het nachtleven in Yerevan is een non-stop aangelegenheid, voor wie de juiste uitspanningen onder de grond en plattegrond van de stad heeft weten te vinden. Het klimaat is hier continentaal, met barre, eindeloos lijkende winters en snikhete hete zomers. De bewoners van Armenië hebben daarom zeer goed gebruik leren maken van de koelte en beschutting die de vele ondergrondse ruimten in het rotsachtige land te bieden hebben.

Een van die ondergrondse geheime oasen, is de nachtbar Calumet. Gelegen aan het einde van Pushkin-street. Een uitspanning die het midden houdt tussen een rovershol, een opiumkit, een concertzaaltje en een berghut in de Himalaya. Met zitzakken en houten Ganesh-tafeltjes op de vloer. Wandtapijten en kosmopolitische memorabilia aan de muren. Waterpijpen en vlaggen van het oude Cilicië in de hoeken. Een drankorgel achter de toonder, waar zelfs de gerant uit de IJsberg-bar in het Plaza Athenée te Parijs zijn hoge hoed voor zou afnemen. Met dit verschil dat de oneindige variëteit aan dranken in Calumet te verkrijgen is voor een appel en een ei. Op donderdagen vinden er live-concerten plaats op het geïmproviseerde podium onder de klauwende Cilicische Leeuw. Ik heb er concerten meegemaakt van Room 118, Dogma en een op een fakir gelijkende sitarspeler die het publiek in een collectieve trance wist te krijgen met zijn chromatische elegieën.

 

Vanavond heb ik de eer om met mijn band Dichters Dansen Niet het podium van Calumet te mogen beklimmen. Fred dB en ik zullen er –samen met de fakir-achtige sitarspeler – een geïmproviseerd concert gaan spelen dat op ethno-ritmische wijze een variatie poogt te geven op ons meest dansbare DDN-repertoire. De bescheiden entree die bij de deur in de kelder zal worden geheven, zal geheel ten goede komen aan het stichten van een dierenasiel voor alle zwerfhonden en katten die momenteel nog met steun van de burgemeester door speciale doodseskaders uit het straatbeeld worden verwijderd. De eskaderleden krijgen betaald per honden- of kattenstaart. Alle nachten klinkt dan ook, in deze wonderlijke stad, het gehuil van honden en gejammer van katten, vermengd met het gefluit van kogels uit de buksen van serially killing animal cops… Een ware symphonie macabre.



Yerevan, 26 april 2012

Vertel het verder: