Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
In 2009 besteedde deBuren uitgebreid aandacht aan het verscheiden van Vanhole gedurende een vijfdaagse hommage. Didi de Paris was toen kroniekschrijver van dienst, ook nu componeerde hij een herdenkingstekst over Kamiel Vanhole die voor deBuren het Radioboek De tuin schreef.
Kamiel, ge weet dat ik altijd nen averrechtse geweest zijn, ne wringer, nen dwarsligger. Ik ben dan ook voor één keer totaal tegen mijn gewoonte in vroeg opgestaan, voor een zondagochtend. Gewoonlijk lig ik rond dezen tijd nog te stinken in mijn nest. In de periferie van mijn achterhoofd klinkt dan nog vaag 'Sunday Morning' van The Velvet Underground. Het zal je dan ook niet verwonderen, dat ik nu zeg dat ik rouw om de overlevenden. Sunday Morning, and I’m falling….
Jij verdween en ik ging verder langs de weg met een koffer vol goede voornemens. Ik durf. Ik durf je ouders niet meer onder ogen te komen. Die mensen zijn hun kind kwijt, godverdomme. Ik durf, ik durf de liefde, jouw grote liefde, Agnès, niet meer onder ogen te komen. Het is nu al zo lang geleden dat ge weg zijt, Kamiel, en ik vind de weg niet meer naar uw huis, ik durf die rotsmoel van mij niet meer te vertonen aan de deur van jullie huis. Ik zou zeggen, ’t voor de gazet, of: ’t is voor e filmke, madam. Elke dag groeit de schaamte. Als stalactieten, ergens in een grot onder de grond. Eva, heb ik niet meer gezien, maar ik zag op een keer Anna, en ze was veranderd. ‘k Moest godverdomme twee keer kijken, Kamiel. Toen ik haar voor het eerst zag was ze nog een klein boeleke. Aan het De Becker-Remyplein. Het woord “baron” krijg ik niet uit mijn bakkes gewrongen. Joël, heb ik nog een paar keer gezien, maar toen was ik stijfzat, Kamiel. Ja, ikke, zat. Kunde gij da nu geloven? Ik geloof niets, ik geloof alles. Op het terras van mijn huis koeren duiven. Ik zit alleen. De wijn smaakt niet meer. Geen zomernachten meer, het vriest dat het kraakt. Het vriest dat uw vel der van kraakt.
Ik durf, ik durf je zus Karina niet meer onder ogen te komen omdat ik mij al zo lang niet meer heb laten zien. Ik durf ik durf uw broer… Ja, Joël, kende ik eerst. We kwamen jaren in dezelfde kroeg. Ja, ik zit wel eens op café. Joël was net als ik een punker. Jij hing ook rond in die punkmilieus, in Brussel. Contingent, Spermicide, Melody Massacre, de radicaalste tak van de punkbeweging. Je kende dat allemaal. Je was atypisch in alles. Extreem in je zachtheid, radicaal in de empathie. Altijd bewoog je je tussen de mensen als een vis in het water. Nog meer dan in literatuur was je geïnteresseerd in mensen. En Kamiel die sprak werkelijk met God en Klein Pirreke. Hij klapte hij zelfs mee nen hond mee nen hoed op… De jaren die ik je heb mogen kennen waren één lange les in nederigheid.
Ik weef mijn eigen litanie, elegie, paardenpaternoster, een lijkwade van woorden, Kamiel. Wij, wij zijn van het hondengeloof, mon vieux. Kon ik nu maar godverdegover nog één keer het glas met je heffen. Kon ik nu nog maar nog één keer ruzie met je maken. Over kunst, over politiek, of iets compleet onnozels als literatuur, Kamiel. Wij gaan die boeken allemaal in de stoof steken, zo hebben we er nog een beetje warmte aan.
Het kapitalisme vernietigt toch alles. Láat ons dat dan toch zelf doen Kamiel. Of op een nacht als ik waarschijnlijk weer eens zat zal zijn – anders is het hier toch niet harden – zal ik uw gezicht uithouwen in de helling van de Kesselberg. En ik zal er daar dan nog een paar bijlappen, jong... Rita Demeester, Johan Anthierens, Leo Geerts, ach, een hele bergketen zal ik nodig hebben voor mijn Kleine Atlas van de Dood.
‘k Heb nog altijd niet al uw boeken gelezen! En daar ben ik blij om. Weten dat er nog altijd iets is om naar te verlangen. Ik herinner me nog hoe triest ik was toen ik de laatste bladzijde van het laatste boek van Kuifje las. Fantoompijn. Knagend.
Ik sprokkel mijn zinnen bij elkaar, Kamiel, ik blaas de woorden aan elkaar, zoals een saxofonist de noten tot een motief. Hij herhaalt en herhaalt en herhaalt. In alle toonaarden. Ik die in tegenstelling tot jou geen reiziger ben, zeg: de kortste weg van een punt A naar een punt B is het aardoppervlak.
Zes maanden lang droomde ik iedere nacht van jou. Een afscheid. Daarna had ik geen dromen meer… Zolang men je herinnert leef je verder… Een schrijver die wil blijven, Kamiel. Zoals wij ook overal als laatste buiten gingen. En blijven is moeilijk met boeken. Vandaag is een boekhandel nog het best te vergelijken met één groot reclamebord. Elke cm² moet opbrengen, binnen de kortste tijd. Vandaag hanteert de boekhandel een heel andere boekhouding, Kamiel. Pardonneer mij mijn flauwe woordgrapjes. Maar in deze context wordt het moeilijk iemand te herdenken. Laat staan herdrukken… Als een boek al in de winkel komt dan moet het ook binnen de kortste keren weer buiten, met andere woorden: gekocht worden. Anders gaat het er uit. Verpulverd. Men ziet vandaag geen boekverbrandingen zoals op 10 mei – mijn verjaardag – 1933 in nazi-Duitsland. Maar het begint er toch al aardig op te lijken. Spijtig dat ge niet meer bij mij zijt, we zouden onmiddellijk weten waarover we de volgende uren, en koffiekannen, zouden discussiëren. Ge zoudt mij met al mijn onbesuisdheid en dadendrift temperen met uw zachtheid en uw geduld, dat normaal alleen maar toegeschreven wordt aan engelen, gij mijn, Grote Broer.
Mijn medestander, in de politiek. Hoe dikwijls zaten wij niet bij u thuis, te discussiëren hoe we actie zouden voeren. Hoe dikwijls zaten we daar niet ’s ochtends te spreken over koffie en revolutie. En Agnès, schoolwerken aan het verbeteren, keek dan eens over haar bril, en zij keek zij dan zo van: allez, ze zijn weer bezig.
*
Natuurlijk is alles vatbaar voor verbetering. Daarom dat ik u, terwijl ik de overlevenden probeer te troosten, de volgende vraag stel: Kamiel, bestaat de dood eigenlijk wel? Voor mij is jouw heengaan voor eeuwig verbonden met het overlijden van JMH Berckmans. In 2008 begon de zomer met jouw dood en eindigde met de dood van JMH. Je bracht ons in contact daar op de Heiberg, want tussen de Heiberg en de Kesselberg speelt het leven zich af, Kamiel. Je bracht ons in contact op een zaterdag, op de Heiberg, in Kessel-Lo. Het regende stront, en op het podium speelde Jeffrey Lee Pierce, ook al strontzat, de ziel uit zijn lijf. Oh wild weed.
En dan begon een verhaal over mens zijn en kunstenaar zijn. Zijn en worden en blijven, Kamiel. Ik schrijf zonder plan, vanuit mijn instinct. Literatuur is een spel van verhullen en onthullen. Een evenwichtsoefening. Ik leer het nooit.
Natuurlijk sprak het mij tien keer meer aan om zo een zot te zijn zoals Berckmans. Ik wou niet braaf zitten schrijven achter mijn bureau. Ik wou rock, ik wou roll. En toch, en toch, Kamiel: Jean-Marie, het was ne gekwetste mens, ne gebutste mens, die mocht bij mij thuis niet binnen, in geen honderd jaar, vuilderik! Voor u staat de deur van ons huis nog altijd open, Kamiel.
Elk gebed van mij is een paternoster van aan elkaar geregen vloeken. Ik durf, ik durf niets te zeggen. Ik ben bang dat ik de mensen pijn doe. En we mogen hier alleen maar rondlopen op voorwaarde dat we de miserie en het verdriet niet doen toenemen, maar het zoveel mogelijk doen afnemen, verminderen, verzachten, draaglijker maken, dat hebt gij gedaan, Kamiel, zoals niemand anders.
Ik ben blij dat ge mij behekst, ik ben blij dat ge mij nog vaak komt bezoeken ’s nacht, als het donker is, en ik verstijf van angst.
In 1999 bezochten wij de overzichtstentoonstelling over Louis Paul Boon. In Aalst.
Ja, ik heb daar een gedichtske over geschreven, Kamiel. Kun-du-da inbeelden? Ne vent van 55 jaar en da komt hier aankakken met een gedichtske. Hoe onnozel kan ne mens zijn? Maar ’t ging dan over onze grote favoriet. Zomer te Termuren was uw lievelingsboek. En dan stond daar plots, als een zwarte engel, dat pastoorke naast mij. Hij moest zijn hart luchten. Da noemme kik nu nog keer,se, bij den duivel te biechten gaan. Hij hield een weemoedige klaagzang op Aalst, Hij was liever in de Congo gebleven, en daarmee bedoel ik niet dat stammenee in Vossem. Het gedicht gaat over mythes… Daar hield jij van, van verhalen, van mythes, en alles wat de wereld en het leven mooier maakt… Het gedicht kreeg als titel 'Danaë'.
Een orakel vertelde de koning dat hij door zijn kleinzoon gedood zou worden. Uit voorzorg liet hij zijn dochter Danaë opsluiten in een gouden toren totdat ze te oud was om kinderen te krijgen. Zeus, de oppergod, stond echter bekend als ne Charel. Hij verscheen aan Danaë als een gouden regen, zacht en warm. In mijn gedicht, dat ik opgedragen heb aan u, verwoord ik het zo.
DANAË
Haast mythologisch was het
hoe wij de tijd namen
- Nu hier op mijn terras
houtduiven koeren in mijn kop –
voor de overzichtstentoonstelling in Aalst
- ‘k Hem jaren in de Congo gezeten
& ook hier. Mijn werk had meer zin daar,
zegt Broeder Zwartrok.
Weet ge wat het is?
Dat het allemaal nihilisten zijn.
Alle dagen carnaval -
In de stad van ons idool
Louis Paul Boon
- En omdat
ze dronken nog een glas
en ze deden nog een plas
en alles bleef gelijk het was
dronk ik met de goden
en danste met de doden.
Merkelijk frisser werd het
toen ik
op het terras
langs de oever
van de ober
zag
wat de blauwe hemel
mij
boven het hoofd hield:
een glazen bol
met gouden nimbus
werd gevuld
tergend traag gevuld
met
Duvel –
tergend traag,
een golden shower.
Zes maanden aan een stuk elke nacht van jou gedroomd. En nu heb ik geen dromen meer. Zo gaat dat, Kamiel. Dichters, schrijvers en ander tuig. Het zijn mensen die hun dromen beleven overdag, met hun ogen wijd open gesperd. Terwijl alle anderen beschaamd zijn om hun buitenkant, die slechts alleen dienst doet om de binnenkant te beschermen, zijn schrijvers, dichters, en al dat ander soort tuig, binnenste buiten gekeerde mensen.
Your inside is out
and your outside is in.
(The Beatles)
En dan ga ik eindigen, zoals je het zeer zeker gewild zou hebben, Kamiel, je was één van de initiatiefnemers van de BOMspotting, van het Forum voor Vredesactie. Die mensen vragen dat auteurs tijdens elke publieke verschijning minstens één keer de zin uitspreken “Overigens ben ik van mening dat de NAVO moet afgeschaft worden”. Dat is bij deze dus gebeurd, Kamiel, de NAVO afgeschaft. En iemand anders kijkt over haren bril, zo van: allez, ze zijn weer bezig, zulle.
En wat volgt is
één
langgerekte
witregel.
Tot ook
(op een keer).
dáár
een punt wordt achtergezet