Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Het gesprek met Marjolijn Februari is al een paar keer onderbroken door de slingerklok die gedienstig gewag maakt van het verstrijken van een vorig uur en in een adem het volgende aankondigt. Het merendeel van de ‘s ochtends inderhaast op een velletje neergepende onderwerpen is al voorbijgekomen. Dan zegt ze ineens: "Als je een spannend interview wilt, kan ik nog wel iets over mijn familie vertellen. Dat heb ik eigenlijk nooit eerder gedaan."
Even daarvoor had ze verteld over de zomervakanties die ze als student in Israël doorbracht. Haar grootouders van vaderskant kwamen er vaak. Ze besteedde haar tijd werkend in fabrieken, op katoenvelden en bij een kalkoenfokker. "Dingen waar je anders niet echt aan toekomt." Ook ging het over haar affiniteit met Franz Kafka en haar fascinatie met het idee van vitaliteit, levenswoede. Dat onderwerp kapte ze af met de woorden: "Tja, dan komen we in de persoonlijke geschiedenissen terecht, en ik geloof dat dat niet mocht."
Ik had haar per e-mail gevraagd of ze mee wilde werken aan een interview en had het wijs geacht toe te voegen dat ik "niet op zoek was naar klein leed of privé-besognes." Hoewel ze direct instemde met het interview, schreef ze ook: "Die gelijkschakeling van ‘klein leed' en ‘privé-besognes' blijft me door het hoofd spoken. De geschiedenis valt uiteen in een grote berg privé-besognes; die zijn helaas niet allemaal af te doen als klein leed. Was het maar zo." Toen dit tijdens het interview weer ter sprake kwam, haastte ik me te zeggen dat ik er niet meer mee bedoelde dan dat ik niet geïnteresseerd was in een human interest-interview. Ik had, net zoals Benno Baksteen bekende in een Human profiel, "een interessant bericht proberen te sturen, in de hoop dat ze zou reageren."
Je grootouders aan vaderskant kwamen vaak in Israël, gaat dit verhaal over hen?
"Nee, dit is het verhaal van mijn moeders familie. Ik dacht er van de week nog eens aan vanwege de ophef rond Chris van der Heijdens proefschrift Dat nooit meer. De discussie over de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Van der Heijden zegt dat de oorlog een tamelijk eenduidig moreel ijkpunt is geworden en dat in de loop van de tijd uit zicht is geraakt hoe ingewikkeld de werkelijkheid eigenlijk is. Dat strookt met mijn gedachte dat de posities die je kunt innemen in een oorlog nog steeds erg gesimplificeerd worden voorgesteld. Het idee dat sommige mensen goed zijn, en dat de rest is allemaal fout is. Of andersom. En dat die dingen goed van elkaar te onderscheiden zijn.
Een paar jaar terug zat ik in de commissie die de jaarlijkse Erasmus-prijs uitreikte aan Benjamin Ferencz, aanklager in de processen van Neurenberg. Toen de andere commissieleden tijdens vergaderingen iets vertelden over de ervaringen van hun familie in de oorlog, merkte ik dat ik vastliep. Het kostte me vervolgens ook grote moeite die prijs aan Ferencz toe te kennen en intussen te zwijgen over de oorlogsgeschiedenis van mijn familie. Ik zweeg, omdat mijn hele familie er altijd over heeft gezwegen. Maar die prijsuitreiking is het moment geweest waarop ik mezelf voornam opener te worden, want de geheimhouding begint me op te breken."
Opener over wat uw moeders familie heeft meegemaakt tijdens de oorlog?
"Ja. De Tweede Wereldoorlog is voor mij in de eerste plaats een verhaal van mijn grootouders, want mijn ouders zaten nog op de kleuterschool. Toch is ook mijn moeder na het einde van de oorlog lang stateloos geweest. Mijn grootouders en hun kinderen zijn hun staatsburgerschap kwijtgeraakt omdat mijn grootvader tijdens de oorlog in vreemde krijgsdienst is gegaan. Hij heeft met de Duitsers aan het oostfront gevochten. Ik heb het nog steeds niet officieel uitgezocht, maar het verhaal gaat dat hij lid was van de SS.
Hij is de hele oorlog van huis geweest. Mijn grootmoeder, die het radicaal oneens was met zijn keuze, heeft al die tijd geweigerd zijn geld aan te nemen omdat het van foute herkomst was. Hoewel ze de hele oorlog alleen moest zien door te komen met haar vier kinderen, heeft ze iedereen die langskwam, de SS, de NSB, voortdurend de deur gewezen. Je ziet meteen hoe ingewikkeld zo'n geval dan wordt.
Omdat ze geen geld meer had is ze met haar kinderen van de een naar de ander gaan reizen, steeds logerend bij familieleden, totdat ze er weer uit werden gegooid. Zij hebben het ontzettend zwaar gehad. Toen mijn grootvader na de oorlog terugkwam, is hij direct de gevangenis ingegaan. En tijdens de vier jaar dat hij vastzat, leefden ze nog steeds in uiterst moeizame omstandigheden. Het bezit van mijn grootmoeder bleek te zijn geconfisqueerd door de Staat der Nederlanden, en het hele gezin was stateloos verklaard. Hier zie je hoe ruw recht en moraal kunnen uitpakken. De familie had tijdens de oorlog al flink geleden onder het gedrag van mijn grootvader, en is er achteraf ook nog eens voor gestraft. Aan het eind van haar leven is het nog wel goed gemaakt van overheidswege, mijn grootmoeder heeft op kosten van de staat in een heel mooi en deftig bejaardentehuis gezeten."
Ze zijn niet uit elkaar gegaan?
"Later, een paar jaar na de oorlog, wel. Maar niet om deze reden. Het rare is dat mijn grootmoeder uiteindelijk met hem heeft gebroken omdat hij nogal avontuurlijk was aangelegd - ik denk ook dat dat de belangrijkste reden voor hem was om de oorlog in te gaan. Voor zover ik het kan overzien, had hij geen ideologische motieven om dat te doen. Ook na de oorlog is hij eigenlijk altijd vooral een flierefluiter gebleven. Tegenover mijn moeder heeft hij wel regelmatig morele oordelen uitgesproken over anderen, van wie bekend was dat ze ook fout waren geweest. Dan zei hij: ‘Dat is een verschrikkelijke man, die heeft echt akelige dingen gedaan.' Daaruit maak ik maar op dat hij zelf niet echt verschrikkelijke dingen heeft gedaan, maar wat hij nou vond van het kamp dat hij had gekozen, dat weet ik absoluut niet.
Enfin, toen hij terugkwam werd hij natuurlijk vervolgd wegens landverraad. Mijn grootmoeder is hem trouw gaan opzoeken in de gevangenis in Westerbork. Ze nam iedere keer een van de kinderen mee. Het klinkt een beetje raar, maar ook na de oorlog was Westerbork geen prettig oord. Je zou je kunnen voorstellen dat na de oorlog alles weer ‘normaal' wordt, maar Westerbork was na de oorlog geen gewone gevangenis.
Mijn moeder zag haar vader pas voor het eerst buiten de gevangenis toen ze elf was, en haar ouders zijn gescheiden toen ze zestien was. Toen werd zijn gerommel buiten het huwelijk en zijn overmatige drankgebruik mijn grootmoeder teveel."
Ze moet erg veel van hem gehouden hebben...
"Ze was echt van hem gecharmeerd. Maar op een gegeven moment was ze er klaar mee, en heeft ze hem eruit gezet. Ze vertelde wel eens hoe hij ‘s nachts steentjes tegen de ramen gooide, en riep: ‘Reina doe open, je bent de enige van wie ik ooit heb gehouden, dat weet je toch?' Zo was ongeveer de verhouding.
Maar goed, het gezin heeft er een flinke tik van meegekregen. Mijn moeder, haar broers en zus, ze hebben zich altijd enorm geschaamd. Mijn eigen vader zei altijd: ‘Waar schamen jullie je eigenlijk voor? Je kunt je net zo goed identificeren met je moeder, die zich onberispelijk heeft gedragen.'
Zij is natuurlijk de gezonde factor in dit verhaal, ze heeft zich nooit geschaamd of schuldig gevoeld: ze wist dat ze niets verkeerd had gedaan. Dat zei ze ook tegen haar kinderen als ze door Westerbork liepen en mensen hen uitscholden: ‘Hoofd omhoog, je hoeft je niet te schamen.' Alleen hebben die kinderen dat natuurlijk heel anders beleefd. Die zijn er ernstig door beschadigd geraakt. En de schaamte is als een soort erfzonde overgeleverd."
Overgeleverd?
"Ja, eigenlijk heb ik altijd gedacht: het verhaal heeft niets met mijn werk te maken. Maar de laatste tijd begin ik te beseffen hoezeer het er wel mee te maken heeft. Met de opvattingen die ik erop nahoud over het recht, over moraal, en vooral over de ingewikkeldheid van die dingen. Mijn grootouders vertegenwoordigen in feite alle vier een andere positie in die oorlog. Daarom ben ik ook erg gegrepen door het boek De mooie mevrouw Seideman van Szczypiorski. Hij laat, vanuit de Poolse situatie, zien hoe verschrikkelijk complex een oorlog kan zijn. Hoe foute mensen goede dingen doen, en goede mensen foute dingen, en foute mensen foute dingen, enzovoort. Hoe moeilijk het is om juiste oordelen uit te spreken over mensen in hun totaliteit. Je kunt relatief gemakkelijk oordelen uitspreken over daden, over handelingen. Maar over de mens daarachter?
Mijn moeder heeft ons, uit schaamte voor de beslissing die haar vader heeft genomen, altijd voorgehouden nooit achter ideologieën aan te lopen. Altijd zelf nadenken, dat is er echt ingeramd. Nou, met die ellende zit ik nu opgescheept. Voortdurend denken: ja, maar hoe zit het nu precies? Om pas daarna te kijken wat ik ervan vind. Nooit zomaar morele stellingen betrekken en zeker nooit oordelen ontlenen aan de positie die je hebt.
Ik weet niet of ik dat boek van Chris van der Heijden ga lezen, maar ik snap zijn standpunt wel. Dat mensen te gemakkelijk een kamp kiezen en vervolgens het hele pakket aan overtuigingen en meningen er gratis bij nemen, altijd oordelen over anderen, in plaats van jezelf voornemen iets te doen. Als ethicus probeer ik iedereen ervan te overtuigen dat moraal in eerste instantie niet bestaat uit het uitspreken van een oordeel over anderen. Moraal is allereerst de set van principes die je kiest om zelf te handelen. Om dat te gaan doen waarvan je denkt dat het juist is. En die focus op het eigen handelen is wel degelijk terug te voeren op een heel strenge opvoeding, wat dit betreft dan.
Daarnaast: toen ik rechten studeerde besefte ik ook pas hoe ingrijpend het is wanneer je een hele familie stateloos maakt. Het heeft dus ook sterk invloed gehad op mijn ideeën over je kwetsbare positie als individu tegenover de staat. Zelfs als je een Nederlandse nationaliteit hebt, kun je die maar zo kwijtraken. En niet altijd om de goede redenen. Ook de afgelopen jaren heb ik me, in de discussie omtrent nationaliteit en staatsburgerschap, vaak opgewonden, omdat ik weet hoe ontzettend ingrijpend het is wanneer je paspoort wordt afgenomen. En dat we kleine kinderen van Afghaanse asielzoekers meer dan tien jaar in onzekerheid in opvanghuizen laten zitten omdat hun vader of moeder chauffeur is geweest onder een verkeerd regime: daar heb ik me ook serieus mee bemoeid."
Die persoonlijke geschiedenis heeft dus op veel vlakken uw denken beïnvloed, ook al heeft u dat lang niet willen toegeven?
"Ja. Het verleden heeft zelfs te maken met mijn houding ten opzichte van de SGP. Mijn grootmoeder was gereformeerd, en haar houding kwam duidelijk voort uit protestantse principialiteit. ‘Je hebt principes, en daar houd je aan vast: je gaat niet zwalken.' Hoe ouder ik word, hoe meer ik dat in haar bewonder.
Ik heb dus beslist sympathie voor het gereformeerdendom, omdat ik dat bij haar zo goed heb zien uitwerken. Ze bleef ook na de oorlog overtuigd gelovig. Maar de kerk heeft haar in haar moeilijke jaren volledig laten vallen. Wat haar, denk ik, wel iets minder enthousiast heeft gemaakt over de kerk, maar daar heeft ze niet zo heel veel bombarie over gemaakt.
Voor mij betekent het dat je duidelijk onderscheid moet maken tussen de principes en de institutie. En dat geldt ook in het geval van de SGP. Niets ten nadele van het protestantisme, integendeel dus, maar dat wil niet zeggen dat je de instituties niet kritisch tegen het licht moet houden."
Goed onderscheid maken is ook een thema dat vaak terugkomt in uw columns...
"Ik geloof dat mijn neiging altijd heel precies te kijken, en morele begrippen streng te ontrafelen, toch wel voortkomt uit deze familiegeschiedenis. Wanneer je ouder wordt, en je kunt terugkijken, wordt die samenhang tussen leven en werk helderder."
Heeft u nooit de aandrang gevoeld om hierover te schrijven?
"Het is wel een verhaal waarvan je soms denkt dat je, afgezien van die paar mensen als Van der Heijden die er veel over schrijven, de enige bent in wiens familie het zich heeft afgespeeld. Alsof iedereen aan de andere kant van de tragedie heeft geleefd. Het is natuurlijk ook gemakkelijker om te kunnen zeggen: ‘Ik ben van Joodse afkomst.' Of: ‘Mijn hele familie zat in het verzet.' Misschien was het beter geweest als ik eerder over deze schuldige kant had gesproken of geschreven. Maar ik heb heel lang gedacht - ook over andere grote kwesties in mijn eigen leven - dat de mensheid niet zit te wachten op mijn klein persoonlijk leed. Je bent geneigd te denken: ik moet dit sublimeren, rationaliseren, andere dingen doen, het gaat niet om mijn persoonlijke geschiedenis. En dat vind ik nog steeds. Maar je leeft uiteindelijk wel vanuit die persoonlijke geschiedenis, je kent niets anders zo van binnenuit als je eigen leven. Omdat het de enige echte ervaring is waartoe je direct toegang hebt, vind ik het belangrijk om algemene uitspraken ‘via' mijzelf te doen.
Om je vraag te beantwoorden: ik denk dat ik er wel een keer over moet schrijven. Maar eigenlijk schrijf ik er al altijd over: over het zwijgen, binnen families, maar ook in een maatschappij."
Hoe verhoudt dat thema van verzwijging zich tot uw bewondering voor vitaliteit?
"Het heeft er zeker mee te maken. Terugkomend op Kafka, je ziet hem voortdurend denken: weet je wat, ik doe gewoon niets. Ik ga op een stoel zitten, en ik doe niets meer. Dan kan het ook niet erger worden dan het al is. En dat is waar ik me altijd tegen verzet heb, zowel persoonlijk als in mijn werk. Ik houd van levenslust, van levenszin, omdat ik van jongs af aan heb gezien hoe belangrijk het is. Ik zag de zorgeloze vitaliteit vooral bij anderen, in mijn familie ontbrak het er vaak aan. De oorlog en de hele nasleep daarvan hebben de familie behoorlijk uit het lood geslagen. Je ziet hoe die spanning vervolgens wordt overgeërfd, en juist daarom heb ik levenslust altijd erg aantrekkelijk gevonden. Dat mensen met een soort vanzelfsprekendheid gewoon dingen kunnen doen, blijven handelen. Ik weet hoe erg het mis kan gaan als dat niet lukt. Want het is natuurlijk geen geslaagd verhaal.
Maar het is voor een filosoof ook goed om van nabij te weten hoe de dingen mis kunnen gaan. Zeker wanneer je al schrijvende erover probeert mee te denken hoe je een samenleving beter kunt maken. Het is een voordeel als je weet dat je moet oppassen schuld al te ruimhartig uit te delen. Als je weet dat dingen moeilijk kunnen liggen, hoe ingewikkeld ze vaak zijn. Als je weet dat je altijd precies moet zijn. Als je weet dat je uiteindelijk wel moet oordelen, maar ook dat je je principes op orde moet hebben, zodat je zelf fatsoenlijk handelt. En tot slot is het belangrijk dat je zelf ook handelt. Dat je je niet laat lamslaan."