Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Dorpelingen dragen hun overledene naar een hoge rotspunt in de buurt, waar het stoffelijk overschot, ecologisch verantwoord, cadeau wordt gegeven aan aasgieren. Maar nog populairder is dat ene filmpje waarin vier Amerikaanse mariniers hun volle blaas ledigen bovenop een drietal deerlijk gesneuvelde strijders van de Taliban. Een ongewild sarcastisch neveneffect voor de Amerikaanse diplomaten die, langer geleden al, de inval in Afghanistan van ‘Operation Infinite Justice’ herdoopten tot ‘Operation Enduring Freedom’.
Maar wat is nu de preciéze bedoeling geweest van deze wildplassers?
De Amerikaanse militie is tuk op Griekse heldensaga's. Die handelen dan ook minder over hoofse ridders dan over moordende vrijbuiters. Na de rare benaming ‘Odyssey Dawn’ voor het vliegverbod boven Libië vorig jaar, hier nu opnieuw een Homerische vergelijking: het gewraakte filmpje van die mariniers doet sterk denken aan de Ilias, waar Hector Achilles niét smeekt om te worden gespaard, maar wél om alstublieft, na zijn nederlaag, te mogen worden begraven. Een vergeefs maar universeel antropologisch verzoek. In Borneo was het minder erg om te worden onthoofd dan om nadien te moeten worden gekrompen. Bij de Azteken was levend geofferd worden minder nutteloos dan sneuvelen. Wijlen de dichter Herman de Coninck stelde het reeds bondig: wij willen ‘een aangename postumiteit’.
Oorlog en urine zijn nooit goed hand in hand gegaan. Te paard onderweg van de Oeral naar de Rijn was er voor de Hunnen geen tijd voor een pitstop. Ze plasten terwijl ze bleven voortgalopperen. Vandaar het gezegde:’Waar Atilla is geweest, groeit geen gras meer.’ Zoals een gevaarlijk chauffeur er sinds kort juridisch toe genoopt kan worden om het boek Tonio van A.F.T. helemaal uit te lezen, zo zouden wildplassers in oorlogsgebied de cyclus Gangreen van Jef Geeraerts moeten bestuderen, waarin omstandig wordt uitgelegd hoe Kongolese jagers een okapi neerleggen: eerst volgen ze het dier urenlang van op een afstand – om het tenslotte, inderdaad, nauwkeurig neer te knallen pas van zodra het aan het wateren gaat, wat immers tot een kwartier lang stilstand impliceert.
Mogelijk waren de bedoelingen van deze mariniers, het Sniper Team 4, niet alleen maar boosaardig. Urine heeft in ieder geval een ontsmettende meerwaarde, in de ruimte zelfs een voedingswaarde. In het dierenrijk zien we er ook de informatieve kracht van: goed snuffelende honden kunnen aan de hand van een paar druppels urine van de veroorzaker het geslacht, de leeftijd, zelfs de kleur van ogen aan de weet komen. En dat komt goed uit vermits de Taliban zelf hun volk er wel toe verplichten om executies bij te wonen, maar het filmen van levende wezens in het algemeen verboden hebben. En die Amerikanen zijn eerlijk geweest – ze zijn niet (zoals sommige kleine honden bij het plassen durven) op de toppen van hun achterste poten gaan staan om zich groter voor te doen.
Alleen duurde die kwetsbare onderneming dus véél te lang voort, bijna vier minuten aan één stuk. ‘Komaan, lukt het niet?’ vraagt de cameraman na een tijd. ‘Ik probeer, ik probeer,’ aldus die ene, sukkelende marinier, duidelijk een slachtoffer van zogenaamde ‘paruresis’ ofte ‘stage fright’: als er mensen op kijken, niet kunnen plassen – uit schrik om het niet te zullen kunnen. Een neurose waaraan zeven procent van de wereldbevolking te lijden heeft, met als voornaamste oorzaak gebrek aan zelfvertrouwen of zelfs pure zelfhaat. Dit laatste mede door de schuld van Eleanor Roosevelt (1884-1962), door wie de marine ooit werd omschreven als ‘een diersoort met het properste lichaam, de vuilste geest, het hoogste moreel en de laagste moraal die je kan tegenkomen.’
Een extra hard oordeel in tijden waarin zestienjarige meisjes de wereld rondzeilen maar kapiteins hun zinkend schip ontvluchten. Temeer daar, volgens sommige rekenkundigen, voor een Amerikaan de kans om te sterven in het Midden-Oosten niet groter is dan in New York. Wellicht getuigen die post-Warholiaanse urinestalen dus minder van paniek dan van kolossale verveling. Maar, inderdaad: wat dan nog? Waren de antropologen Hill en Western in 1976 op stap door de velden van Laetoli niét, op een moment, ook uit pure verveling, met gedroogde olifantendrollen naar elkaar beginnen gooien, dan waren ze ook nooit, o serendipiteit, op de fossiele voetafdrukken gestuit van de viermiljoen jaar oude australopithecus afarensis, dé ontbrekende schakel tussen de aap en de mens.
Uit zinledigheid ontstane creativiteit. De komiek Michael Van Peel lacht ermee, wanneer hij, in zijn nieuwste conference, een voordeel blootlegt van de neergang van het Egyptische toerisme: nu een mens daar gans alleen voor het graf van Toetankhamon komt te staan, kan hij er wél mooi ongezien even tegenaan swaffelen – een historische buitenkans! Toch hebben ook de pispalen van het Sniper Team wel degelijk bijgedragen aan een belangrijke revelatie: de internationale herontdekking van een Amerikaanse traditie, beginnende bij Generaal Black Jack Pershing (1860-1948), die moslims executeerde met kogels in varkensbloed, om hen alzo de poorten tot het hiernamaals te ontzeggen, voortdurend tot heden, in de nog stééds niet gesloten latrines van Guantánamo.