Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
In de Thalys van Amsterdam naar Parijs kost het me moeite om te kijken. Niet dat er iets mis is met mijn ogen, maar ik probeer alles wat ik zie om te zetten in een onderdeel van een groter geheel – alles moet betekenis hebben, van de steden en de weilanden waar we doorheen rijden tot mijn medepassagiers.
Ik heb teveel nagedacht over mijn blik. Het voelt alsof mijn kijken gemonopoliseerd is door het project waar ik aan deelneem, citybooks: tientallen auteurs en een paar handenvol fotografen en videokunstenaars die door heel Europa uitgezonden worden om in vooraf geselecteerde steden twee weken in residentie te gaan en hun ervaringen daarna om te zetten in een werk. Die teksten en beelden worden vervolgens door Vlaams-Nederlands Huis deBuren op het web geplaatst, in drie of vier of vijf verschillende talen en (als het goed is) in heel Europa (heel de wereld) gelezen, bekeken en beluisterd.
Ik vind het eerste netwerk, dat bestaat uit zo’n zeventig verschillende reizen kriskras door Europa, al duizelingwekkend. Het tweede netwerk is een labyrint waar ik liever niet over nadenk. Al die moeite om de uitzonderlijke blik van de artiest te sturen, te vangen, te reproduceren en te openbaren – mijn blik wordt er nerveus van en gaat zich van de weeromstuit verzetten tegen zijn kennelijke uitzonderlijkheid. Vanuit mijn metaperspectief is het feit dat ik onderweg ben van Amsterdam naar Chartres, interessanter dan de ervaring zelf, en iets zegt me dat ik dan net zo goed thuis had kunnen blijven. Wil ik iets ervaren, dan zal ik moeten vergeten dat ik in een doolhof dwaal en wil ik iets zien, dan zal ik mijn ogen moeten vestigen op wat voor me ligt.
Wanneer u of ik een gordijn sluiten, doen we dat zelden omdat we niet naar buiten mogen kijken. Buiten hoeft niet beschermd te worden tegen onze blik of tegen ons licht – binnen daarentegen moeten we kunnen afsluiten van invloeden van buitenaf: zonlicht, de blik van een voorbijganger, overvloedige regen die ons neerslachtig maakt.
Glas-in-loodramen lijken meer op tv-schermen dan op echte ramen. Net zoals de televisie, verandert het gebrandschilderde raam als de omstandigheden buiten veranderen. Wanneer er verkiezingen zijn, toont de tv andere beelden dan wanneer het oorlog is. De glas-in-loodramen veranderen van aanblik met de stand van de zon en met de weersomstandigheden. Maar zowel tv als glas-in-loodraam zijn in de eerste plaats een filter: de blik is weliswaar naar buiten gericht, maar ziet van de wereld slechts datgene wat de maker van het filter geschikt acht om te tonen. De buitenwereld ziet niets van ons terwijl we ons aan ons glas vergapen.
Wij zijn precair. We durven niet ongehinderd te kijken en willen niet dat er teruggekeken wordt.
Of toch? Eén van de grootste gebrandschilderde taferelen in de kathedraal van Chartres bevat een Jeremiahfiguur waarvan de ogen uit helder, ongekleurd glas bestaan. Het is geen toeval dat dit raam aan de zuidzijde gemaakt is: het licht valt door de ogen van Jeremiah recht in de ogen van de kijker. Maar willen wij gezien worden of willen de makers van het glas-in-loodraam dat wij ons bekeken wanen?
Lees hier het hele citybook van Jeroen van Rooij. Ook al beschikbaar over Chartres: de theaterdialoog 32, Rue aux Juifs die Chris Van Camp schreef!