Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
De laatste decennia eigenen groepen het zich toe om anderen uit te sluiten. Wat is er aan de hand? Lees hier een voorschot op de lezing die Jan Jansen op 14 december in HETPALEIS geeft over het Sunjata-epos.
Gaat u bij meneer Traoré logeren? U krijgt onmiddellijk zijn achternaam. Kwam een reiziger uit een ver land bij een familie Camara te logeren? Dan werd hij diezelfde dag een Camara. Elke vreemdeling werd meteen autochtoon gemaakt. Het Sunjata-epos zorgde hiervoor: deze mondelinge overlevering gaf eeuwenlang een prachtig verleden aan elke inwoner van Mandé, het rijk dat Sunjata ooit gesticht heeft. De mensen van Mandé – een groot deel van de huidige staten Mali en Guinée – leven in het heldendicht dat zij aan elkaar vertellen over Sunjata. Dit Sunjata-epos vertelt hoe iedereen afstamt van Sunjata zelf of van een belangrijke man die Sunjata heeft geholpen. Zo had iedere man en vrouw een hoge status, met dank aan de legendarische voorouder en los van rijkdom of leeftijd.
Het Sunjata-epos leert alle mensen de sociale omgangsregels tussen mensen met verschillende achternamen. Daarbij is niemand het belangrijkst! Een voorbeeld: een Traoré kijkt op tegen een Keita, een Keita tegen een Koné en een Koné tegen een Traoré. Want de voorouder van de Traoré was in dienst van Sunjata, wiens moeder een Koné-vrouw was. Maar die Koné-vrouw moest eerst door een Traoré worden gewonnen door een monsterlijke buffel te verslaan. Niemand is iets zonder de ander; uit zulke verhalen bestaat het Sunjata-epos.
Wereldreiziger Ibn Battuta beschrijft in 1351 hoe een koning feestelijk werd toegezongen als afstammeling van Sunjata. Het rijk van die koning lag rond de Niger en heette 'Mali'. De koningen van Mali zijn beroemd om hun onmetelijke rijkdom: voordat Columbus Amerika ontdekte, kwam het merendeel van het Europese goud uit 'Mali'/Mandé. Het Sunjata-epos is als een theaterstuk waarin de bevolking van Mandé al eeuwen een groots verleden beleeft en ieder zijn eigen rol moet improviseren. Vanzelfsprekend dat in 1960 een onafhankelijk geworden Franse kolonie koos voor de naam “Mali”.
Zo kreeg het land een geschiedenis vol gastvrijheid, met Sunjata als de dertiende-eeuwse stichter. Zo rijk als het Middeleeuwse Mali was de nieuwe natie niet; de lage goudconcentratie in de grond maakte exploitatie onrendabel. Wat overbleef was de rijke cultuur.
Voor ons, buitenstaanders, is het Sunjata-epos een immaterieel erfgoed van grote schoonheid. Het zou moeten staan in een UNESCO-werelderfgoedlijst van 'Monuments of Intangible Heritage'. Maar dat kan niet, want UNESCO wil slechts monumenten erkennen per land. En daar ging het mis. Een familie uit Guinée die eigenaar is van een legendarisch muziekinstrument waarop de voorouder van de Kouyaté heeft gespeeld, werd in 2001 erkend door UNESCO als centrum van de 'culturele ruimte' rondom het instrument. Zo werd het transnationale Sunjata-epos een monument van immaterieel erfgoed van Guinée. En sindsdien is het met andere groepen Kouyaté uit Mali en Guinée vaak ruzie, over het instrument, over vermeende inkomsten, over vergeten beloften, over verraad…
Maar het gaat niet alleen over cultuur en het wordt niet alleen uitgevochten met woorden en (soms feestelijke) verzoeningsbijeenkomsten. Nadat in 1991 de dictatuur viel, heeft de Malinese overheid het land gemoderniseerd door, onder andere, de invoering van een kadaster. Het principe van persoonlijk eigendom en verkoopbaarheid van land strookt echter niet met de lokale gewoontes. Van oudsher behoort land niet toe aan individuen, maar hebben verschillende groepen tegelijkertijd verschillende rechten op één stuk land. Daarnaast ontwikkelde de overheid sommige stukken land door de bouw van een dam of de aanleg van een weg.
Menig familie heeft in de jaren negentig afstamming van Sunjata gebruikt om eigendom van land te claimen. Dit gebeurde door het graf van een voorouder te 'vinden' of te 'restaureren'. Deze familievoorouder was, zo werd verteld, een kleinzoon of achterkleinzoon van een held uit het Sunjata-epos die zich op deze plek had gevestigd. Hiermee legde de familie een claim op het land die teruggaat tot de Late Middeleeuwen. De publieke presentatie van het graf bestond uit een feestelijke ceremonie met vele gasten, vooral van buitenaf. Zo werd iedereen op de hoogte gesteld van de 'feiten' op grond waarvan de familie vervolgens het kadaster benaderde. Deze vorm van land grabbing leidde natuurlijk regelmatig tot grote lokale spanningen. Het Sunjata-epos werd ineens gebruikt om mensen uit te sluiten.
En het gaat van kwaad tot erger, van lokaal naar nationaal. In de media zijn de laatste decennia regelmatig oproepen van politici en wetenschappers om, op basis van het Sunjata-epos, te bepalen wie de echte inwoners van Mali zijn. De geschiedenis van gastvrijheid is omgeslagen in een ideologie van uitsluiting van allochtonen.
De grootste bedreiging voor de afstammelingen van Sunjata komt echter van allochtonen die wel gefascineerd zijn door Sunjata’s Mali-rijk, maar niet openstaan voor zijn cultuur. Door de kredietcrisis is de afgelopen jaren de goudprijs enorm gestegen. De hoge prijs maakt het rendabel maakt om de grond van Mali te wassen in kwik, om zo het goud aan de grond te onttrekken. Deze techniek is een ramp voor het milieu. Overal in Mali vestigen zich Canadese, Chinese en Zuid-Afrikaanse maatschappijen; land grabbing in optima forma. Deze herfst zijn zelfs langs de Niger om de kilometer baggermachines geplaatst die goudrijke aarde moeten opgraven (zie: www.kelamali.com, de “actualités” van 15 november 2011).
De vissen in Niger, de boeren die hun land irrigeren, de miljoenenbevolking van Bamako die van drinkwater afhankelijk is van de Niger… Wat eens de bron van Mali’s rijkdom was, wordt nu zijn ondergang.
Jan Jansen, Universiteit Leiden